O
•
Geluid wordt opgenomen via de ingebouwde microfoon of een optio-
nele externe microfoon. Bedek de microfoon niet tijdens de opname.
•
Houd er rekening mee dat de microfoon mogelijk ook geluiden van de
lens of andere camerageluiden oppikt tijdens het opnemen.
•
In fi lms met zeer heldere onderwerpen kunnen verticale of horizontale
strepen verschijnen. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
N
•
Het indicatorlampje brandt terwijl de opname wordt uitgevoerd (de optie
B FILMINSTELLINGEN > CONTROLELAMPJE kan worden gebruikt om het
lampje—indicator of AF-hulpverlichting—te kiezen dat brandt tijdens fi lmop-
namen en of het lampje knippert of blijft branden). Tijdens het opnemen kunt
u de belichtingscompensatie veranderen met maximaal ±2 EV en de zoom
aanpassen met behulp van de zoomring op de lens (indien beschikbaar).
•
Terwijl de opname bezig is, kunt u het volgende doen:
-
Pas gevoeligheid aan
-
Stel opnieuw scherp met behulp van één van de volgende methoden:
•
Houd de ontspanknop half ingedrukt
•
Druk op een functieknop waaraan AF-AAN is toegewezen
•
Gebruik touchschreen-bedieningen
-
Toon een histogram of kunstmatige horizon door op de knop te druk-
ken waaraan HISTOGRAM o SCHAKELAAR ELEKTRONISCH NIVEAU
4
is toegewezen
•
Opnemen is mogelijk niet beschikbaar bij bepaalde instellingen, terwijl
in andere gevallen de instellingen mogelijk niet van toepassing zijn
tijdens de opname.
•
Selecteer, om het scherpstelveld te kiezen voor fi lmopnamen, G AF/MF
INSTELLINGEN > SCHERPSTELGEBIED en gebruik de scherpstelstick
(scherpstelhendel) en achterste commandoschijf (P 76).
94