Lichtmeting
Kies hoe de camera de belichting meet.
A OPNAME-INSTELLINGEN > LICHTMEETSYSTEEM biedt een
keuze uit de volgende lichtmetingsopties:
O
De geselecteerde optie treedt alleen in werking wanneer G AF/MF
INSTELLINGEN > INST. GEZICHTS-/OOGHERKEN. op UIT staat.
Modus
Modus
o
MULTI
MULTI
p
CENTRUMGEORIËNTEERD
CENTRUMGEORIËNTEERD
3
v
SPOT
SPOT
w
INTEGRAAL
INTEGRAAL
N
Kies ANN voor G AF/MF INSTELLINGEN > INT. SPOT AE&SCHRPSTLGBD
(P 88) om het onderwerp in het geselecteerde scherpstelgebied te meten.
72
De camera bepaalt de belichting direct op basis van een
analyse van de compositie, kleur en de verdeling van de
helderheid. Aanbevolen voor de meeste situaties.
De camera meet het gehele beeld maar wijst het grootste
gewicht toe aan het gebied in het midden.
De camera meet de lichtomstandigheden in een gebied dat
overeenkomt met 2% van het beeld. Aangeraden bij onder-
werpen die vanachter belicht worden en in andere gevallen
waar de achtergrond beduidend helderder of donkerder is
dan het belangrijkste onderwerp.
De belichting wordt ingesteld op basis van het gemiddelde
van het gehele beeld. Zorgt voor dezelfde belichting bij
meerdere foto's met hetzelfde licht en is in het bijzonder
eff ectief voor het fotograferen van landschappen en het
maken van portretten van onderwerpen met witte of
zwarte kleding.
Beschrijving
Beschrijving