3
Het beeld kadreren
Stap
3
.1 Houd de camera goed stil.
• Houd vingers en andere voorwerpen uit de buurt van het objectief,
de flitser, de AF-hulpverlichting, de microfoon en de luidspreker.
3
.2 Kadreer het beeld.
De zoom gebruiken
• Dichter op het onderwerp inzoomen:
Verplaatsen richting g (telestand)
• Uitzoomen en een groter deel van het
beeld bekijken: Verplaatsen richting
f (groothoekstand)
• Door de zoomknop volledig naar links of
rechts te draaien, zal de zoom snel worden
ingesteld.
16
Opnames maken en bekijken
1/250
1/250
F5.6
F5.6
Uitzoomen
Inzoomen
25m 0s
25m 0s
25m 0s
840
840