2 Systeembeschrijving
Zonnecircuit
Het zonnecircuit bevat 1-2 collectoren (16), waarvan de
bovenste buisuitlaat met de koperen collectorvloeisto-
faanvoerleiding (1) verbonden is. Het andere einde van
deze leiding is met de bovenste aansluiting van de zon-
newarmtewisselaar (8) verbonden. De onderste aanslui-
ting van de zonnewarmtewisselaar loopt via een deel
van het in de boiler geïntegreerde zonnebuizenwerk (10)
naar de zuigzijde van de collectorpomp (13). De pomp
pompt de collectorvloeistof in de retourleiding van de
zonnekoperbuis (15), die met de onderste aansluiting
van het collectorveld (16) verbonden is.
In het in de boiler geïntegreerde buizenwerk (10) bevin-
den zich ook de vul- en aftapkranen (12) en (14) en het
veiligheidsventiel (11).
Het zonnecircuit bevat een mengsel uit collectorvloeistof
en lucht. De collectorvloeistof bestaat uit een kant-en-
klaar water-glycolmengsel dat ook inhibitoren bevat. Het
wordt slechts moet zoveel collectorvloeistof gevuld als
er zich bij uitgeschakeld systeem in de zonnewarmtewis-
selaar (8) collectorvloeistof bevindt. De collectoren (16)
en de koperen collectorvloeistofaanvoerleidingen (1) en
(15) daarentegen zijn alleen met lucht gevuld.
Het is niet nodig om een expansievat in het zonnecircuit
te integreren, omdat het zonnecircuit niet compleet met
collectorvloeistof gevuld is. Veeleer bevindt zich vol-
doende lucht in het circuit die de volume-uitzetting van
de verhitte collectorvloeistof kan compenseren. De lucht
in het circuit wint daardoor aan functioneel belang.
Omdat de lucht absoluut in het systeem moet blijven,
mag er geen ontluchtingsventiel in het zonnesysteem in-
gebouwd worden.
Werkwijze van het zonnesysteem
Als het temperatuurverschil tussen de collectorvoeler
(17) en de onderste boilervoeler (9) een bepaalde grens-
waarde overschrijdt, wordt de collectorpomp (13) inge-
schakeld. Ze pompt collectorvloiestof uit de zonnewarm-
tewisselaar (8) door de retourleiding van de zonneko-
perbuis (15), de collectoren (16) en de voorloop van de
zonnekoperbuis (1) terug in de zonnewarmtewisselaar
van de boiler.
De lucht, die zich voordien nog in de collectoren (16) be-
vond, wordt uit de collectoren gedrukt en stroomt via de
aanvoerleiding van de zonnekoperbuis (1) in de zonne-
warmtewisselaar (8). Het hoofdaandeel van de lucht ver-
zamelt zich dan in de bovenste windingen van de spiraal-
buis van de zonnewarmtewisselaar. De resterende zon-
newarmtewisselaar blijft met collectorvloeistof gevuld
omdat de inhoud van de collectoren (16) en de zonneko-
perbuizen (1) en (15) kleiner is dan die van de zonne-
warmtewisselaar (8) in de boiler.
Zodra de collectoren (16) en de zonnekoperbuizen (1) en
(15) met collectorvloeistof gevuld zijn, vermindert het
pompvermogen, omdat door de zeer kleine diameter van
de zonnekoperbuizen de op en neer stromende vloei-
stofzuilen elkaar compenseren. De pomp hoeft daarom
alleen nog de hydraulische weerstand van het systeem
te overwinnen.
6
Als dan na enige bedrijfstijd het temperatuurverschil
tussen de collectorvoeler (17) en de onderste boilervoe-
ler (9) een conform de opgegeven curve vastgelegde
temperatuur onderschrijdt, schakelt de regeling (3) de
collectorpomp uit en de collectorvloeistof loopt via de
retourleiding van de zonnekoperbuis (15) en door de
pomp terug in de zonnewarmtewisselaar (8). Tegelijk
wordt de voordien in het bovenste deel van de zonne-
warmtewisselaar voorhanden lucht terug door de aan-
voerleiding van de zonnekoperbuis (1), de collectoren
(16) en de retourleiding van de zonnekoperbuis (15) ge-
drukt.
Uitrusting
De zonneboiler wordt compleet gemonteerd geleverd en
is bij levering al met collectorvloeistof gevuld. Daarom is
bij de inbedrijfstelling vullen niet nodig.
Om een lange levensduur te garanderen, zijn de boilers
en de spiraalbuizen aan waterzijde geëmailleerd. Voor
de corrosiebescherming is standaard een magnesiuma-
node als reactieve anode geïnstalleerd. Deze reactieve
anode moet u jaarlijks onderhouden om de corrosiebe-
scherming veilig te stellen.
Vorstbeveiliging
Blijft de boiler gedurende langere tijd in een onverwarm-
de ruimte buiten gebruik (wintervakantie e.d.), dan moet
deze volledig leeggemaakt worden om schade door vorst
te vermijden.
Beveiliging tegen verbranding
Het water in de boiler kan afhankelijk van de zonneop-
brengst 80 °C heet worden.
H
Gevaar!
Verbrandingsgevaar
Als de watertemperatuur aan de aftappunten
meer dan 60 °C bedraagt, bestaat er verbran-
dingsgevaar.
Bouw een thermostaatmenger in de warmwater-
leiding in, zoals beschreven in de installatie- en
onderhoudshandleiding. Stel de thermostaat-
menger in op < 60 °C en controleer de tempera-
tuur bij een warmwatertappunt.
De indirect verwarmde boilers werken in een zogenaamd
gesloten systeem, dat betekent dat de waterinhoud niet
met de atmosfeer in verbinding staat. Bij het opendraai-
en van een warmwaterkraan wordt het warme drinkwa-
ter door het instromende koude water uit de boiler ge-
drukt.
Systeembeschrijving auroSTEP plus 002011136_00