• Laat voldoende afstand tussen het apparaat en eventuele
brandbare wanden. Gebruik of bewaar geen brandbare
materialen of vloeistoffen in de buurt van het apparaat.
• Laat voldoende ruimte tussen het apparaat en eventuele
zijwanden,
om
onderhoudswerkzaamheden mogelijk te maken.
• Controleer nadat het apparaat op zijn plaats is gezet of
het waterpas staat en pas de stand, indien nodig, aan.
Als het apparaat niet waterpas staat kan dit leiden tot
een slechte werking.
3.1. VERBINDING VAN APPARATEN
• (Fig. 1A) Demonteer de panelen van de apparaten door
de 4 bevestigingsschroeven weg te halen.
• (Fig. 1B) Verwijder van de zijkant van elke zijde die
verbonden moet worden, de bevestigingsschroef van de
zijkant die het dichtst bij het bedieningspaneel zit.
• (Fig. 1D) Zet de apparaten tegen elkaar en zet hen
waterpas door de pootjes te draaien totdat de bladen op
elkaar aansluiten.
• (Fig. 1C) Draai één van de twee plaatjes die binnen in
de apparaten zitten 180º.
• (Fig. 1E) Verbind hen aan de voorkant met elkaar, vanaf
de binnenkant van het bedieningspaneel van hetzelfde
apparaat, door een schroef TE M5x40 (bijgeleverd) in
het inzetstuk er tegenover te draaien.
3.2. INSTALLATIE OP ONDERKASTEN,
VRIJDRAGENDE CONSTRUCTIES OF
GEMETSELDE PLINTEN
Volg de instructies die bij het betreffende accessoire zitten
zorgvuldig op. Volg de instructies op die bij het gekozen
optionele product worden geleverd.
3.3. AFDICHTEN VAN VOEGEN TUSSEN
APPARATEN
Volg de instructies die bij de optionele verpakking met
afdichtingspasta worden geleverd.
4. ROOKAFVOER
4.1 APPARATEN VAN HET TYPE "A1"
Plaats apparaten van het type "A1" onder de afzuigkap, om
er zeker van te zijn dat tijdens het koken veroorzaakte
dampen en rook worden geëlimineerd.
4.2 APPARATEN VAN HET TYPE "B"
(in overeenstemming met de definitie vermeld in het
Technisch Installatieregelement DIN-DVGW G634: 1998)
Indien op het typeplaatje van het apparaat alleen type Axx
is vermeld dan betekent dit dat deze apparaten niet
ontworpen zijn voor rechtstreekse aansluiting op een
schoorsteen of afvoerkanaal voor verbrandingsgassen met
een afvoer naar buiten. Dit apparaat kan echter wel
geïnstalleerd worden onder een afzuigkap of vergelijkbaar
systeem
voor
geforceerde
verbrandingsproducten.
4.2.1 VERBINDINGSSCHOUW
• Verwijder het rooster van de rookafvoer.
• Installeer de verbindingsschouw volgens de bij het
(optionele) accessoire geleverde instructies.
4.2.2 INSTALLATIE ONDER EEN AFZUIGKAP
• Zet het apparaat onder de afzuigkap (fig. hiernaast).
• Breng de rookafvoerpijp omhoog zonder de doorsnede
ervan te veranderen.
58
latere
ser vice-
afvoer
• Plaats geen valwindafleiders.
• De juiste hoogte van de afvoerpijp en de bijbehorende
afstand tot de afzuigkap dienen in overeenstemming te
zijn met de geldende voorschriften.
of
• Het einddeel van de afvoerpijp dient zich minstens 1,8
m boven het oppervlak van het apparaat te bevinden.
Let op! Het systeem moet garanderen dat: a) de rookafvoer
niet geblokkeerd is; b) de afvoerpijp niet langer is dan 3 m.
Gebruik het aanpasstuk om afvoerpijpen met andere
diameters te verbinden.
5. AANSLUITINGEN
• Alle
onderhoudswer kzaamheden
voedingsinstallaties (gas, elektriciteit, water)
mogen uitsluitend verricht worden door de
nutsbedrijven of door een erkend installateur.
• Stel aan de hand van de gegevens op het plaatje vast
welk apparaat u heeft aangeschaft.
• Controleer op het installatieschema het type en de plaats
van de nutsvoorzieningen die nodig zijn voor het apparaat.
5.1. GASAPPARATEN
WAARSCHUWING! Dit apparaat is geschikt en
goedgekeurd om te werken met gas G20 20mbar; om het
aan te passen aan een andere gassoort moeten de
instructies uit de paragraaf 5.1.6. in dit hoofdstuk worden
opgevolgd.
5.1.1. VOOR DE AANSLUITING
•
Verzeker u ervan dat het apparaat geschikt is voor de
gassoort waarmee het zal worden gevoed. Volg anders
de aanwijzingen uit hoofdstuk: "Aanpassing / afstelling
gasapparaten".
•
Breng vóór elk apparaat een gasafsluitkraan/-ventiel
met snelkoppeling aan. Plaats de kraan/ventiel op een
gemakkelijk te bereiken plaats.
•
Verwijder stof, vuil en vreemde voorwerpen die de
toevoer
zouden
aansluitleidingen.
•
De gastoevoerlijn moet de hoeveelheid gas verzekeren
die nodig is om alle apparaten die erop zijn aangesloten
volledig te laten functioneren. Een toevoerlijn die
onvoldoende gas levert brengt de goede werking van
de apparaten die hierop zijn aangesloten in gevaar.
•
Let op! Als het apparaat niet waterpas staat kan dit van
invloed zijn op de verbranding en leiden tot een slechte
werking van het apparaat zelf.
van
5.1.2. AANSLUITING
• Alvorens de gasleiding aan te sluiten moet de kunststof
bescherming van de gasaansluiting van het apparaat
worden verwijderd.
• Het apparaat dient aan de onderkant rechts te worden
aangesloten;
gasaansluiting aan de achterkant worden gerealiseerd,
nadat de metalen afsluitdop is losgehaald en deze stevig
is vastgedraaid op de aansluiting aan de voorkant.
• Controleer met zeepsop, na de installatie, of er geen
lekken zijn op de verbindingspunten.
installatie-
kunnen
verstoppen
voor de top-apparaten kan de
of
aan
uit
de