7.4.2 Opstarten
•
Voordat u het apparaat inschakelt en na werkzaamheden aan
het apparaat moet u altijd controleren of de beschermkap
(12) volledig is vastgeschroefd, of de O-ring (10) niet is
beschadigd en of de beveiligingsschroef (9) goed is
vastgezet.
•
Controleer of de kabelwartel voor het beoogde gebruik is
gecertificeerd en of de elektrische gegevens geschikt zijn
voor de werkzone.
Ga, indien nodig, vóór het opstarten verder met de kalibratie
van het instrument volgens §8 en/of zorg ervoor dat alle
veiligheidsinstructies in de voorgaande paragrafen strikt zijn
opgevolgd.
8. Kalibratie
Lees de volgende veiligheidswaarschuwingen zorgvuldig
door voordat u het apparaat inschakelt om verder te gaan met
kalibreren.
•
Voldoe aan de geldende nationale en lokale voorschriften
voor elektrische installatiewerkzaamheden.
•
Moet worden geïnstalleerd en in bedrijf worden gesteld
conform EN 60079-14 en/of nationale en lokale wet- en
regelgeving die van toepassing is op explosieve atmosferen.
•
Voordat u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert,
schakelt het apparaat uit en controleert u dat de lokale
omstandigheden van een potentieel explosieve atmosfeer
het veilig openen van de beschermkap toestaan.
•
Sluit de draden aan op de aansluitklemmen van het
instrument, zorg voor naleving van polariteiten en maximaal
toegestaan vermogen.
•
Voordat u het apparaat inschakelt en na werkzaamheden aan
het apparaat moet u altijd controleren of de beschermkap
(12) volledig is vastgeschroefd, of de O-ring (10) niet
is beschadigd en of de beveiligingsschroef (9) goed is
vastgezet.
8.1 Kalibratie van de draaibare
eindschakelaar 496-157, 496-257, 496-
158 en 496-258
Het holle gedeelte van de hendel (5) moet zich strikt
•
concentrisch ten opzichte van de nok (13) bevinden wanneer de
microschakelaar wordt geactiveerd.
Dit is een belangrijke waarschuwing om ervoor te zorgen dat de
•
hendel goed is ingedrukt wanneer deze niet wordt geactiveerd.
Als dat niet zo is, draai dan de schroeven (3 en 17) los en beweeg
•
de hendel iets omhoog of omlaag. Draai de schroeven vast.
Draai de nokborgschroef (1) iets los met een inbussleutel met
•
zeskantkop van 3/32".
Zet de plugsteel in de stand die nodig is om de schakelaar te
•
activeren.
Het is belangrijk op te merken dat de nok die de rechter
•
microschakelaar bedient, de hendel (5) aan het einde van de
rotatie tegen de wijzers van de klok in moet activeren. (Zie
onderstaande detailafbeelding).
Dit zorgt ervoor dat de schroef (2) de hendel (5) vrij heeft
•
wanneer de klep wordt gesmoord. Het resterende holle gedeelte
zorgt alleen voor activering van de microschakelaar in geval van
overslag. Omgekeerd moet de nok die de microschakelaar aan
de linkerkant bedient, de hendel (5) aan het einde van de rotatie
met de wijzers van de klok mee activeren. (Zie onderstaand
vooraanzicht).
Auteursrecht 2023 Baker Hughes Company. Alle rechten voorbehouden.
Om aan bovenstaande eis te voldoen wanneer er slechts één
•
microschakelaar aanwezig is (type 496-158), kan het nodig zijn
om de locatie van de microschakelaar te wijzigen.
Roteer de nok (13) totdat de microschakelaar wordt geactiveerd.
•
Vergrendel de nok (13) door de schroef (1) vast te draaien.
Fijnafstelling met schroef (2). Gebruik een 1/16" inbussleutel. De
•
schroef (2) moet voldoende uit de nok komen om de hendel (5)
goed in te drukken.
•
Volg de veiligheidsinstructies onder §7.4 vóór
inbedrijfstelling nauwkeurig op.
8.2 Kalibratie van de draaibare
eindschakelaar 496-.57 en 496-.58
uitgerust met naderingsschakelaar(s)
8.2.1. Type 496-457 en 496-458
Zet de klep in de gewenste activeringsstand en controleer
•
de gevoeligheid van de rotatie wanneer de arm de naderingssensor
verlaat.
De onderstaande afbeelding toont de locatie van de
•
naderingssensor en van de arm bij activering als functie van de
rotatierichting.
Beweeg de arm langzaam naar de naderingssensor totdat deze
•
wordt geactiveerd. Activering treedt op wanneer de arm ongeveer
1/3 van de naderingsschakelaar overlapt.
•
Volg de veiligheidsinstructies onder §7.4 vóór
inbedrijfstelling nauwkeurig op.
Deel
Aanduiding
33
Arm
8.2.2. Type 496-557 en 496-558
Zorg er tijdens het afstellen voor dat de naderingsschakelaar met de
rode stip wordt geactiveerd door de arm met de rode stip.
•
Afstelling van de eerste naderingsschakelaar
– De eerste schakelaar wordt aan het begin
van de slag afgesteld.
– Controleer wat de rotatierichting zal zijn wanneer de
klep wordt geactiveerd. Afbeelding (b, c) hieronder toont de
naderingssensor en de arm die is toegewezen aan het eerste
activeringspunt voor een gegeven rotatierichting.
– Beweeg de arm langzaam naar de naderingsschakelaar
totdat deze wordt geactiveerd.
•
Afstelling van de tweede naderingsschakelaar
– De tweede schakelaar wordt aan het einde van de
actuatorslag afgesteld.
– Zet de eerder ingestelde eerste arm stil en
beweeg de tweede arm langzaam naar de tweede
naderingssensor totdat deze wordt geactiveerd.
– Controleer of de eerste naderingsschakelaar nog
correct is afgesteld.
Gebruiksaanwijzing Masoneilan 496-serie standmelder ATEX | 6
Deel
Aanduiding
Naderingsscha-
34
kelaar