Diagnosefuncties
Roervleugel
De roervleugel in de meetkamer wordt geactiveerd en verhoogt langzaam zijn snelheid tot het
maximum. Als de roervleugel niet draait, controleer dan de juiste locatie van de stekker van de
aandrijfmotor op het moederbord (rode stekker).
Verwijder de meetkamer en controleer of de aandrijfschijf (die twee zilveren magneten bevat) in
het roerwerk niet sleept of raakt aan de motorbehuizing.
Als geen van deze oorzaken kan worden bepaald, moet de aandrijfmotor worden vervangen.
Druk op de [OK]-toets om af te sluiten.
De positie van de stekkers vindt u op pagina 19.
Relais 1, 2 en 3
Wanneer de diagnosefunctie relais wordt gestart, wordt het geselecteerde relais via de [OK]-toets
geschakeld tussen de contacten NC en NO.
Controleer met een continuïteitstester het contact tussen de aansluitingen COM- en NC evenals
COM en NO. Als de schakelbewerkingen daarbij niet meetbaar zijn, moet u het moederbord
vervangen.
Om af te sluiten, verplaatst u de cursor naar Exit en drukt u op de [OK]-toets.
De positie van de stekkers vindt u op pagina 23.
Ingang
Om de ingang te testen, hebt u een geleider of multimeter nodig die is ingesteld voor
continuïteitstests.
Als er geen brug is ingesteld tussen klem 18 en 19, wordt op het display "geopend" weergegeven.
Als er een brug is ingesteld tussen klem 18 en 19, wordt op het display "gesloten" weergegeven.
(Als u de brug wilt realiseren met een multimeter, moet de COM-aansluiting van de multimeter met
klem 18 en de voltaansluiting van de multimeter met klem 19 worden aangesloten. Anders wordt er
geen brug gerealiseerd door de multimeter). Druk op de [OK]-toets om af te sluiten.
De positie van de stekkers vindt u op pagina 25.
De diagnosemodus is beëindigd.
© RLS Wacon analytics GmbH ∙ +49 (0)5121 28126 0 ∙ info@rls-wacon.de
70