7.3 Standmelder kalibreren
496-855/• met extra functies
Uitschakelbeperking is niet vereist
omdat de standmelder ALLEEN buiten de
laagspanningsrichtlijn valt.
• Klepwerking
De actie van de klep (open of gesloten klep,
vergeleken met de 4 - 20 mA van het lussignaal)
bepaalt de positie van de 3-puntsconnector van
de opto-elektronische sensor op een van de twee
connectoren van elektronisch circuit A of B.
De werkingsregel is: bij rechtsom roteren van het
rondsel van de stuuras (zijde afdekkap) neemt de
uitgangsstroom toe (4→20 mA) als de connector
van de opto-elektronische sensor in A wordt
aangesloten en neemt af als deze in B wordt
aangesloten.
• Afstelling koppeling
Bij montage op heen en weer bewegende kleppen
moet de spanschroef zodanig worden afgesteld
dat de hendel van het instrument halverwege de
slag loodrecht op de klepstang staat.
• Afstelling van standmelder
o Plaats de 3-puntsconnector 3 punten op
connector A of B in functie van de gekozen
actie.
o Stel de nulinstelling (Z) halverwege in
indien nodig*.
o Stel het bereik (S) halverwege in indien
nodig**.
© 2023 Baker Hughes. Alle rechten voorbehouden.
o Configureer schakelaar C (zie bijlage III) op
de rotatiehoek van het regelventiel.
o Stel het ventiel in op het begin van de slag
dat moet overeenkomen met het minimum
van het signaal (4 mA).
o Installeer een milliampèremeter in serie in de
lus en schakel het instrument in.
o Roteer het primaire rondsel op de stuuras
om een uitgangssignaal van ongeveer 4 mA
te krijgen.
o Fijnafstelling van het 4 mA-signaal met de
nulpotentiometer (Z).
o Sluit het ventiel volledig af op de nom.
slag en stel het uitgangssignaal met de
spanpotentiometer (S) in op 20 mA.
o Controleer de nul- en bereikkalibratie ten
opzichte van de klepslag. Herhaal indien
nodig de nul- en bereikkalibratie.
* In het geval van een probleem met de
nulafstelling vanwege de fysieke grenzen
van de potentiometer, draai 5 slagen in
de omgekeerde richting van de gewenste
en draai het primaire rondsel om een
uitgangsstroom te verkrijgen die 4 mA
benadert.
** Als er problemen zijn met de instelling van
het meetbereik vanwege de fysieke grenzen
van de potentiometer, draait u 5 slagen in
de omgekeerde richting van de gewenste
instelling en configureert u schakelaar C (zie
bijlage IV) voor een hogere of lagere hoek
dan die basis.
• Afstelling van microschakelaar(s) of
naderingsschakelaar(s)
Zie paragraaf §6.1 of §6.2 voor het
afstellen van de microschakelaar(s) of
naderingsschakelaar(s).
• Volg de veiligheidsinstructies onder §6.5
vóór ingebruikname nauwkeurig op.
Masoneilan 496-serie Lv-handleiding | 17