6. Elektrische aansluiting, installatie en opstarten
• Voldoe aan de geldende nationale en lokale voorschriften voor elektrische installatiewerkzaamheden.
• Schakel het instrument uit voordat u werkzaamheden aan het apparaat uitvoert om het deksel veilig te
openen.
• Sluit de draden aan op de aansluitklemmen van het instrument, zorg voor naleving van polariteiten en
maximaal toegestaan vermogen.
• Controleer altijd voor het inschakelen of na werkzaamheden aan het apparaat:
of de O-ring (10) niet beschadigd is,
o
of de isolator (16) goed op zijn plaats zit en de bedradingsaansluitingen afdekt voor de types 496-155,
o
496-255, 496-255/1, 496-255/2
of het deksel (12) volledig is vastgeschroefd en de veiligheidsschroef (9) goed vastzit.
o
Binnenkant behuizing en deksel zijn vrij van vocht of stof.
o
Controleer of de (interne en externe) aardingsklemmen goed zijn aangesloten.
o
Opmerking: Controleer vóór de installatie of het apparaat onbeschadigd is. Informeer in geval van schade de
fabrikant van wie het adres op het typeplaatje staat vermeld.
6.1. Kabelwartel
De aansluitingen kunnen met verschillende variaties worden uitgevoerd:
• Een kabelwartel met IP66/67-certificaat kan rechtstreeks op de enkele ¾" NPT (ANSI/ ASME
B1.20.1) aansluiting van de behuizing worden gemonteerd. Voor EMC-doeleinden is het beter
om aardingstechnologie te gebruiken die is gekoppeld aan een afgeschermde kabel. Deze moet
compatibel zijn met de minimum- en maximumtemperatuur die op het typeplaatje staat.
• Adapter of verloopstuk zijn toegestaan.
• Voor meerdere kabelingangen (maximaal 3) kan de adapter Y237 "Masoneilan" worden gebruikt.
• De kabelwartel met of zonder adapter/verloopstuk en de Y237 met zijn kabelwartel moeten worden
geïnstalleerd in overeenstemming met Bijlage I en II.
6.2. Kabel
De kabel moet voldoen aan:
• temperatuurverhoging door stroomdoorgang in de draden,
• isolatiebescherming voor de maximale spanning,
• EMC-immuniteit met afgeschermde technologie en gedraaide bedrading.
• de maximale temperaturen die zijn aangegeven op het typeplaatje van de 496 en wanneer de
omgevingstemperatuur hoger is dan +70°C, moet u een kabel kiezen die compatibel is met de
gegevens in de onderstaande tabel:
Wanneer de omgevingstemperatuur lager is dan -20°C, kies dan een kabel die compatibel is met
de laagst mogelijke omgevingstemperatuur. Ter herinnering: de series 496-.55 en 496-.55/. zijn
gecertificeerd tot -55 °C.
• De externe kabeldiameter moet compatibel zijn met de kabelwartelinvoer om een IP66/67-bescherming
te garanderen.
© 2023 Baker Hughes. Alle rechten voorbehouden.
Omgevingstemperatuur
70°C
75°C
80°C
85°C
Kabeltemperatuur
75°C
80°C
85°C
90°C
Masoneilan 496-serie Lv-handleiding | 11