6. Controleer het volgende voordat u de stroom aanzet:
De scooter dient in de
rijmodus te staan (niet in
de "freewheel"-modus).
De stoel dient in de
gewenste stand te staan.
Zijn de batterijen
opgeladen?
Werken de remmen goed?
Zijn de banden en wielen
onbeschadigd en hebben
de banden de juiste
spanning?
8.1 STROOM AAN-/UITZETTEN
De schakelaar bevindt zich aan de
rechterzijde van het dashboard.
Zet de scooter aan door de sleutel in het
slot te steken en vervolgens naar rechts
te draaien.
Zet de scooter uit door de sleutel naar
links te draaien.
8.2 LCD-PANEEL
LCD-paneeL "On" (aan):
De stroom van de scooter is aangezet en de scooter is
klaar om te gaan rijden.
Als het bedrijfsindicatielampje knippert:
De hendel van de
"freewheel"-modus dient
naar beneden te staan.
De stoel dient goed vast
te zitten. Controleer dit
door de stoel naar voren
en naar achteren te
bewegen. Lukt dit niet,
dan is de stoel goed
vergrendeld.
Controleer of de accu's
goed zijn opgeladen. Dit
wordt aangegeven op het
dashboard.
Controleer dit door
langzaam te rijden en
vervolgens te stoppen.
Bekijk of de banden en
wielen in orde zijn.
25
GAAN RIJDEN
UIT
AAN