17. Sluit de microprocessorhouder 1 en druk de hendel 3 naar beneden om
de houder te vergrendelen. Zorg dat de hendel stevig op zijn plaats vastzit.
Opmerking: De houder is voorzien van een zwarte plastic kap ter bescher-
ming van de aansluiting op de nieuwe systeemplaat. Bij het ver-
grendelen van de microprocessor moet u het zwarte plastic
verwijderen. Plaats het zwarte plastic beschermkapje op de hou-
der van de microprocessor van de defecte systeemplaat.
18. Installeer de nieuwe systeemplaat van de achterkant helemaal in het chassis.
19. Breng het koelelement 1 aan en sluit hendel 2 om het koelelement te ver-
grendelen.
20. Installeer de geheugenmodules op de nieuwe systeemplaat, op dezelfde plaats
waar ze zich op de oude systeemplaat bevonden. Zie "Een geheugenmodule
vervangen" op pagina 25.
21. Sluit alle eerder ontkoppelde kabels weer aan op de systeemplaat. Zie "Onder-
delen op de systeemplaat" op pagina 4.
22. Installeer de PCI-uitbreidingskaart die u hebt verwijderd. Zie "Een PCI-kaart
vervangen" op pagina 27.
23. Breng de achterste ventilatorset weer aan en sluit de ventilatorkabel aan op de
systeemplaat.
24. Ga naar "Het vervangen van de onderdelen voltooien" op pagina 37.
Hoofdstuk 2. Hardware vervangen
13