M C 2-FC mo de FC
Document no.:190236
Versie: 1.7
1.6 Ventilatiefuncties
De regelaar ondersteunt 2 afzonderlijke ventilatiefuncties:
Ventileren tijdens koelen: Deze ventilatiefunctie is gekoppeld aan een verdamper en wordt
gebruikt tijdens koelen en natuurlijk ontdooien. De functie kan automatisch aan en uit worden
geschakeld, maar kan ook continu worden aangeschakeld door handmatige bediening. Deze keuze
kan gemaakt worden met de ventilatiemode koelen.
Automatisch ventileren: Deze ventilatiefunctie is niet gekoppeld aan koelen. De functie kan
worden geschakeld op realtime periodes, op puls/pauze basis, op puls/pauze basis
gesynchroniseerd met koelen of combinaties van deze opties (P402..P412). Puls/pauze
gesynchroniseerd met koelen betekent: Na een koelactie en de ventilatie uitschakelvertraging start
de automatische ventilatie met een pauzetijd.
1.7 Ontvochtigen
Ontvochtigen wordt uitgevoerd door te koelen (als de temperatuur boven het temperatuur setpoint
is) en tegelijk te verwarmen. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de koeling een grotere capaciteit
heeft als de verwarming. Daardoor wordt uiteindelijk het temperatuur setpoint wel bereikt.
Het ontvochtigen kan handmatig gestart worden (continu of met een aflooptimer) met een
parameter (P382). Automatisch starten op basis van een tijd interval en een ontvochtigings tijd kan
ook ingesteld worden (P380..P381).
1.8 Bevochtigen
De regelaar ondersteunt 3 bevochtigings-modes:
Uit: De bevochtigings-regeling is continu uit.
Continu: De bevochtigings-regeling is continu actief.
Automatisch: De bevochtigings-regeling wordt geactiveerd op basis van geavanceerde
automatische bevochtigings-timinginstellingen waaronder puls/pauze-timing en synchronisatie
met koelen en ventilatie (P390..P398).
Een extra beperkende voorziening kan worden gebruikt om de totale bevochtigingstijd binnen een
tijdsperiode te beperken: Een maximum bevochtigingstijd binnen een bloktijd kan worden ingesteld
(P393..P394).
Pagina 8 van 44