VOEDINGSKABELS
De minimumlengte van motorkabels vanuit de vermogenseenheid naar een
gemeenschappelijk koppelpunt bedraagt 10 m. Bij gebruik van een du/dt-filter kunnen de
kabels korter dan 10 m zijn.
Afb. 35: 12-pulsaansluiting van MR11 en MR12
A. MR12-frequentieregelaar
Het is met de MR11 en MR12 ook mogelijk een 12-pulsaansluiting te gebruiken om de
harmonischen aan de voedingskant van de frequentieregelaar te beperken. In de 12-
pulsaansluiting zijn parallelle frequentieregelaars via kabels verbonden aan de secundaire
transformatorwikkelingen, met een faseverschuiving van 30 graden.
5.1.2
KABELS EN ZEKERINGEN
-T1
3
Afb. 36: Locatie van de zekeringen, MR8-MR10
A. Netzekeringen
-T
3
Afb. 37: Locatie van de zekeringen, MR11 en MR12
A. Netzekeringen
5.1.3
DIMENSIONERING VAN KABELS EN ZEKERINGEN, IEC
We adviseren het gebruik van zekeringtype gG/gL (IEC 60269-1) voor netzekeringen (-F1).
Gebruik alleen zekeringen met een nominale spanning die voldoende is voor de netspanning.
Gebruik geen hogere zekeringswaarden dan aanbevolen in Tabel 11.
LOCAL CONTACTS: HTTP://DRIVES.DANFOSS.COM/DANFOSS-DRIVES/LOCAL-CONTACTS/
A
Y
Y
D
-F1
3
3
A
-F1
3
3
A
-F1
3
M
B
-FC1
3
B. Kast
-FC1.1
B
3
-FC1.2
3
B. Kast
VACON · 55
-TA1
-TA1.1
-TA1.2
5