Elektrische controles en controles op gaslekken
Voor het proefdraaien
Laat het apparaat alleen proefdraaien nadat
u de volgende stappen hebt voltooid:
• Elektrische veiligheidscontroles - Con-
troleer of het elektrische systeem van de
unit veilig is en goed werkt
• Gaslekcontroles - Controleer alle
felsmoerverbindingen en check of het
systeem niet lekt
• Controleer of de gas- en vloeistofkleppen
(hoge en lage druk) volledig geopend zijn
Elektrische veiligheidscontroles
Controleer na de installatie of alle elektrische
bedrading is aangesloten volgens de plaatselij-
ke en landelijke voorschriften en volgens de
installatiehandleiding.
VOOR HET PROEFDRAAIEN
Aarding controleren
Meet de aardingsweerstand door visuele detectie
en met een aardingsweerstandstester. De aardings-
weerstand moet minder dan 0.10 bedragen.
Opmerking: Dit is op sommige locaties in
Noord-Amerika wellicht niet vereist.
TIJDENS HET PROEFDRAAIEN
Controleer op elektrische lekkage
Gebruik tijdens het proefdraaien een elektro-
sonde en multimeter om een uitgebreide elek-
trische lektest uit te voeren.
Als u een elektrische lekkage vaststelt, schakel
dan het apparaat onmiddellijk uit en bel een
erkende elektricien om de oorzaak van de
lekkage op te sporen en te verhelpen.
Pag. 36
WAARSCHUWING: RISICO OP
ELEKTRISCHE SCHOKKEN
ALLE BEDRADING MOET VOLDOEN AAN DE
PLAATSELIJKE EN LANDELIJKE REGEL- EN WETGE-
VING INZAKE ELEKTRICITEIT EN MOET WORDEN
GEÏNSTALLEERD DOOR EEN ERKENDE ELEKTRICIEN
Gaslekcontroles
Er zijn twee verschillende methoden om gaslek-
ken te controleren.
Water- en zeepmethode
Breng met een zachte borstel zeepwater of
vloeibaar reinigingsmiddel aan op alle aansluit-
punten van de leidingen van de binnen- en
buitenunit. De aanwezigheid van zeepbellen
duidt op een lek.
Lekdetectiemethode
Raadpleeg bij gebruik van een lekdetector de
gebruiksaanwijzing van het apparaat voor de
juiste gebruiksinstructies.
NA HET UITVOEREN VAN GASLEKCONTROLES
Plaats, nadat u gecontroleerd hebt of GEEN van de
aansluitpunten van de leidingen een lek heeft, de
afdekking van de afsluiter weer op de buitenunit.
Controlepunt van binnenunit
Controlepunt van buitenunit
A: Lagedruksluitklep
B: Hogedruksluitklep
C en D: Felsmoeren binnenunit
D
B
C
A