De gaten aan de onderkant van het apparaat met
3.
de afsluitdoppen afsluiten.
De transportbeveiligingen bewaren.
4.
De transportbeveiligingen voor een transport van
het apparaat weer inbouwen.
Apparaat voorbereiden
Kies de afvoerluchtgeleiding afhankelijk van de in-
1.
bouwsituatie: voor, achter of onder.
Bij de afvoerluchtgeleiding naar onder het aansluit-
2.
stuk op het apparaat bevestigen.
Bij de afvoerluchtgeleiding naar voren of achteren
3.
het aansluitstuk na de inbouw op het apparaat be-
vestigen.
Apparaat monteren
Plaats het apparaat gelijkmatig van boven af in de
1.
meubeluitsparing.
Zorg ervoor dat de afdichtband aan de onder-
‒
kant van de apparaatafdekking niet verschuift.
Duw het apparaat van boven af stevig in de meubel-
2.
uitsparing.
Zorg ervoor dat het apparaat in de meubeluitspa-
‒
ring zit en niet verschuift.
Wanneer de uitsnijbreedte zich aan de bovenste
‒
tolerantiegrens bevindt, indien nodig eventueel
een strip aan de zijkant van de meubeluitsparing
bevestigen.
Verwijder de beide kunststof delen van de apparaat-
3.
afdekking.
Stel het apparaat in het meubel.
4.
Zorg ervoor dat de apparaatafdekking vlak op
‒
het werkblad ligt.
Zorg ervoor dat het onderste uiteinde van de be-
‒
vestigingshoek bij de perforatie met 90° is afge-
werkt.
Montagehandleiding nl
19