De juiste temperatuur
Voor de houdbaarheid van levensmid-
delen is het zeer belangrijk dat u de
juiste temperatuur instelt. Als de tempe-
ratuur daalt, ontstaan er minder snel mi-
cro-organismen. De levensmiddelen be-
derven niet zo snel.
Om verse levensmiddelen in te vriezen,
moet de temperatuur -18 °C bedragen.
De houdbaarheid van de levensmidde-
len kan zo worden verlengd en de opti-
male kwaliteit blijft daarbij behouden.
Zodra de temperatuur tot boven -10 °C
stijgt, begint de ontbinding door micro-
organismen en zijn de levensmiddelen
minder lang houdbaar. Daarom mogen
(gedeeltelijk) ontdooide levensmiddelen
pas weer worden ingevroren, nadat ze
zijn verwerkt (koken of bakken/braden).
Door de hoge temperaturen worden de
meeste micro-organismen gedood.
De temperatuur in het koelapparaat
stijgt als:
- u vaak en gedurende lange tijd de
deur van het apparaat opent,
- er meer levensmiddelen worden op-
geslagen,
- de temperatuur van de levensmidde-
len die in het apparaat gelegd zijn ho-
ger is,
- de omgevingstemperatuur van het
koelapparaat hoger is. Het koelappa-
raat is vervaardigd voor een bepaalde
klimaatklasse (omgevingstempera-
tuurbereik) waar de kamertempera-
tuur niet boven of onder mag liggen.
36
Temperatuuraanduiding
Bij normaal gebruik wordt in het dis-
play de hoogste temperatuur in de
diepvrieszone aangegeven die op dat
moment in het koelapparaat heerst.
Het kan zeker een paar uur duren voor-
dat de gewenste temperatuur wordt be-
reikt en constant wordt aangegeven. Dit
hangt o.a. van de omgevingstempera-
tuur en de instelling af.
Temperatuur instellen
Raak op het bedieningspaneel de
sensortoets OK aan.
In het display verschijnt .
Raak OK aan.
Wijzig de temperatuur met de sensor-
toets en .
Raak OK aan.
De temperatuuraanduiding springt weer
naar de daadwerkelijke temperatuur die
op dat moment in het koelapparaat
heerst.
Mogelijke instelwaarden
- Diepvrieszone: -15 tot -28 °C