U kunt deze meetfouten vermijden, indien u vóór (en na) elke
meting het meetinstrument afstelt op de betreffende hoogte.
Neem hiervoor de bedieningshandleiding van het ijkinstrument
in acht.
•
Windscherm: Het meegeleverde windscherm moet in het
algemeen erop worden gezet bij metingen in de openlucht of bij
het optreden van luchtbewegingen. Windgeluiden aan de
microfoon veroorzaken een meetfout, aangezien het nuttige
signaal (de geluidsbron) en het windgeluid bij elkaar worden
opgeteld.
Het windscherm vervalst de meetwaarde niet.
•
Over- en ondersturing: De geluidsniveaumeter controleert bij
elke meetcyclus of het gemeten geluidsniveau binnen het
geldigheidsgebied van het meetbereik ligt. Afwijkingen worden
op het display weergegeven door "Over" resp. "Under".
De criteria voor over- resp. onderschrijding verschillen echter
wel. Oversturing wordt gesignaleerd als de tijdens de laatste
meetcyclus opgetreden maximale waarde (piekwaarde, bijv.
korte geluidsimpuls, knal) te groot was. Deze waarde kan
aanzienlijk groter zijn dan de weergegeven effectieve waarde
van het geluidsniveau. Daarom kan "Over" gesignaleerd
worden, hoewel een geluidsniveau binnen het normale gebied
van het betreffende meetbereik wordt weergegeven. "Under"
oriëntieert zich daarentegen aan de gemeten effectieve waarde
en wordt daarom gezet bij een enkele onderschrijding van de
onderste grens van het meetbereik.
Meting uitvoeren
1. Instrument inschakelen.
2. Meettijd (FAST/SLOW) instellen
3. Frequentie (A/C) instellen
4. Microfoon altijd precies op de te meten geluidsbron richten
(referentierichting).
5.9.
Stopfunctie Min / Max gebruiken
Meetwaarden vasthouden
> Toets
-
functie wordt weergegeven en automatisch vastgehouden.
> Toets
-
functie wordt weergegeven en automatisch vastgehouden.
indrukken.
brandt. De maximale waarde sinds inschakelen van de
opnieuw indrukken.
brandt. De minimale waarde sinds inschakelen van de
5 Product gebruiken
19