Toebehoren
Toebehoren voor
Toebehoren
voor
voor de
Afb. 1 1 1 .
Zie Afb.
Afb.
• Drukontlastingsventiel
Drukontlastingsventiel uitlaatleiding
Drukontlastingsventiel
drukontlastingspad voor de uitlaatleiding. Alleen
vereist als een ventiel zich benedenstrooms in de
uitlaatleiding bevindt.
• Luchtleiding
Luchtleiding (T):
Luchtleiding
(T): gebruik een luchtleiding van
(T):
minimaal 1/2 in. binnendiameter. Een grotere
binnendiameter is beter, vooral bij lijnruns.
Aftapkraan voor
voor de
de luchtleiding
luchtleiding (U)
• Aftapkraan
Aftapkraan
voor
de
luchtleiding
Luchtleidingfilter (V):
(V): verwijdert schadelijk stof en
• Luchtleidingfilter
Luchtleidingfilter
(V):
vocht uit de aangevoerde perslucht.
Tweede zelfontlastende
zelfontlastende luchtklep
• Tweede
Tweede
zelfontlastende
het toebehoren van de luchtleiding en het
toevoersysteem voor onderhoud. Plaats deze vóór
alle andere accessoires in de luchtleiding.
Aarding
Aarding
Aarding
De apparatuur moet worden geaard om het risico
op statische vonken en elektrische schokken te
beperken. Door elektrische of statische vonken
kunnen dampen ontbranden of ontploffen.
Een onjuiste aarding kan elektrische schokken
veroorzaken. Aarden biedt de elektrische stroom
een ontsnappingsdraad.
De pomp moet voor gebruik eerst worden geaard,
zoals hieronder beschreven.
• Elektropneumatisch
Elektropneumatisch regelpaneel:
Elektropneumatisch
gemonteerd, is het via de aardingsgeleider van de
inkomende voedingsbedrading geaard.
Lucht- en
en vloeistofslangen:
vloeistofslangen: Gebruik alleen geaarde
• Lucht-
Lucht-
en
vloeistofslangen:
slangen met een gecombineerde slanglengte
van maximaal 150 m (500 ft), voor een goed
doorlopende aarding. Controleer de elektrische
weerstand van de slangen. Als de totale weerstand
op de massa hoger is dan 29 mega-ohm, moet de
slang onmiddellijk worden vervangen.
Afgiftekraan: aard deze door aansluiting op de
• Afgiftekraan:
Afgiftekraan:
goed geaarde vloeistofslang en pomp.
• Vloeistoftoevoerhouder:
Vloeistoftoevoerhouder: volg de lokaal geldende
Vloeistoftoevoerhouder:
voorschriften.
• Houders
Houders
Houders met
met
met oplosmiddel
oplosmiddel die
oplosmiddel
het
het
het spoelen:
spoelen:
spoelen: volg de lokaal geldende voorschriften.
Gebruik alleen geleidende metalen houders; plaats
ze op een geaard oppervlak. Zet de houder niet op
een niet-geleidende ondergrond zoals papier of
karton, omdat dat de aarding zou onderbreken.
3A7086N
de luchtleiding
de
luchtleiding
luchtleiding
uitlaatleiding (R):
uitlaatleiding
(R):
(R): geeft een
(U)
(U)
luchtklep (W):
(W): isoleert
luchtklep
(W):
regelpaneel: Wanneer dit is
regelpaneel:
die
die worden
worden gebruikt
worden
gebruikt bij bij bij
gebruikt
• SDU:
SDU: Bevestig de aardingskabels zoals
SDU:
aangegeven. Bevestig het klemuiteinde van de
aardingsdraad aan een echt aardingspunt.
Controleer de goed doorlopende aarding van het
systeem na de eerste installatie. Stel een schema
op voor regelmatige controles daarna, zodat een
doorlopende aarding gegarandeerd blijft. De
weerstand mag niet meer dan 1 Ohm zijn gemeten
tussen de aarde van de leiding en metaal op het
systeem.
Installatie
13