i
Belangrijke aanwijzingen voor de installatie en inbedrijfstelling
NL
Vaste installatie
De Geconnecteerde milieusensor mag alleen als vaste installatie gebruikt worden, dus
alleen in ingebouwde toestand en nadat alle werkzaamheden voor de installatie en
inbedrijfstelling afgesloten zijn en alleen in de daarvoor bedoelde omgeving.
Gevaar voor kortsluiting bij installatie in de regen
Open de Geconnecteerde milieusensor niet wanneer water (regen) kan binnendrin-
gen omdat de elektronica al door enkele druppels kan worden beschadigd. Let op
de juiste aansluiting. Een foute aansluiting kan tot vernieling van de weersensor en
de besturingselektronica leiden.
Beschadigingen tijdens de montage vermijden
Bij de montage moet erop gelet worden dat de temperatuursensor (kleine bedra-
dingsplaat aan de onderzijde van de behuizing) niet wordt beschadigd. Ook de
kabelverbinding tussen de bedradingsplaat en de regensensor mag bij het aanslui-
ten niet worden gescheurd of geknikt.
Aanwijzingen over de zendsystemen
Let er bij de planning op dat voldoende radiografische ontvangst gewaarborgd
is. Het bereik van radiografische besturingen wordt begrensd door de wettelijke
bepalingen voor zendsystemen en door de constructie van het gebouw (indien het
radiografisch signaal door muren en plafonds moet gaan).
Om de ontvangstkwaliteit niet te beïnvloeden moet er een minimumafstand van
30 cm tussen de zenders bestaan. Sterke lokale zendsystemen (bijv. radiografische
koptelefoons) die op dezelfde frequentie zenden, kunnen de ontvangst storen.
Afmetingen en boorsjablonen
Op pagina 23 vindt u alle tekeningen met afmetingen die u voor de installatie
nodig hebt.
10