Inhoudsopgave
Advertenties
Instellingen
Instellingen
Aanbevelingen voor de
luchtleiding en toebehoren
1. Installeer een reduceerventiel in de luchttoevoer
naar de pistoolcilinder.
Voor een goede werking moet de luchtdruk naar
de cilinder minimaal 70 psi (0,49 MPa, 4,9 bar)
bedragen. De luchtdruk opent het ventiel, een veer
sluit het ventiel. Er is een driewegluchtventiel vereist
als uitlaat voor de cilinderlucht.
2. Installeer een zelfontlastende luchtkraan in de
hoofdluchtleiding. Installeer in iedere luchtleiding
naar een pomp een aparte zelfontlastende kraan,
zodat lucht kan ontsnappen die opgesloten is
komen te zitten tussen de kraan en de pomp
nadat de kraan is gesloten.
De zelfontlastende hoofdluchtkraan moet in het systeem
zitten om lucht te laten ontsnappen als die is blijven
zitten tussen de kraan en de pomp, nadat de lucht-
regelaar is dichtgedraaid. Opgesloten lucht kan de
pomp onverwachts aan het lopen brengen, waardoor
ernstig letsel kan worden veroorzaakt.
3. Installeer een zelfontlastende luchtkraan op de
luchtaanvoerleiding voor de cilinder van het pistool
om de lucht naar de luchtcilinder of te sluiten.
Sluit de luchtaanvoerleiding aan op de luchtinlaat
van de pistoolcilinder (C). Zie F
De luchtinlaat van de cilinder is geschikt voor een
buis met een buitendiameter van 1/4 inch (6,3 mm).
8
. 4.
IG
Aanbevelingen voor de
materiaalleiding en toebehoren
•
Er moet een materiaalaftapkraan (of -kranen)
in het systeem aanwezig zijn, om te helpen bij het
ontlasten van de druk in de onderpomp, de slang
en het pistool; het overhalen van de trekker is niet
altijd voldoende om de druk te ontlasten.
•
Er moet een drukregelaar worden aangebracht
in het systeem, als de maximale werkdruk van
de pomp boven de maximum materiaalwerkdruk
van het pistool uitkomt (zie voorpagina).
1. Installeer een materiaalfilter en een aftapkraan
(aftapkranen) dicht bij de materiaaluitlaat van
de pomp.
2. Installeer een materiaaldrukregelaar om de
materiaaldruk naar het pistool te regelen.
Bepaalde toepassingen hebben een fijnregeling
van de materiaaldruk nodig. Met het reduceer-
ventiel in de materiaalleiding kunt u de druk
nauwkeuriger regelen dan mogelijk is via de
luchtdruk van de pomp.
3. Installeer een materiaalafsluiter om de materiaal-
toevoer naar het pistool af te sluiten.
4. Installeer voor verfspuittoepassingen een geïntegreerd
materiaalfilter (onderdeelnr. 210500) in de materiaal-
inlaat van het pistool (F) om te voorkomen dat de
spuittip verstopt raakt door deeltjes in het materiaal.
Zie F
. 4.
IG
5. Sluit de elektrisch geleidende materiaalslang
aan op de materiaalinlaat van het pistool (F)
of het optionele geïntegreerde materiaalfilter.
311667E
Advertenties
Inhoudsopgave
