5 Op de voedingsspanning aansluiten
Veiligheidsinstructies
Voedingsspanning
Verbindingskabel
Kabelwartels
16
5
Op de voedingsspanning aansluiten
5.1
Aansluiting voorbereiden
Let altijd op de volgende veiligheidsinstructies:
•
De elektrische aansluiting mag alleen door opgeleide en door de
eigenaar geautoriseerde vakspecialisten worden uitgevoerd.
•
Indien overspanningen kunnen worden verwacht, moeten over-
spanningsbeveiligingen worden geïnstalleerd.
Waarschuwing:
Alleen in spanningsloze toestand aansluiten of losmaken.
De specificaties betreffende voedingsspanning vindt u in hoofdstuk
"Technische gegevens".
Omdat het om een instrument met veiligheidsklasse I gaat, is de
aansluiting van de randaarde noodzakelijk.
Gebruik kabel met ronde doorsnede. De kabeldiameter moet bij de
gebruikte kabelwartel passen, om de afdichtende werking van de
kabelwartel (IP-beschermingsklasse) te waarborgen.
De voedingsspanning wordt aangesloten met standaard kabel con-
form de nationale installatienormen.
Voor het aansluiten van de sensoren kan standaard tweeaderige
kabel worden gebruikt.
Opmerking:
Te hoge temperaturen kunnen de kabelisolatie beschadigen. Houd
daarom naast de omgevingstemperatuur ook rekening met de eigen-
opwarming van het intrument bij de temperatuurbestendigheid van de
kabel in de aansluitruimte.
Waarschuwing:
In de uitleveringstoestand zijn alle openingen van stofbeschermings-
doppen voorzien. Deze doppen dienen alleen voor de bescherming
tijdens het transport en zijn niet geschikt voor bescherming tijdens
bedrijf! In plaats daarvan moeten alle openingen met kabelwartels/
blindpluggen worden afgesloten.
Kabelwartels, NPT-adapters of blindpluggen, die niet zijn meegele-
verd, moeten aan de geldende eisen voldoen, om de omgevingsbe-
stendigheid van de behuizing te waarborgen. Bij buitentoepassingen
moet rekening worden gehouden met de weerbestendigheid van de
toebehoren. De kabelwartels, NPT-adapters en blindpluggen moeten
metrisch schroefdraad M20 hebben, om in de schroefdraadopenin-
gen van de metalen plaat in de behuizing te passen.
Bij een omgevingstemperatuur ≥ 50 °C (122 °F) moet de aansluitkabel voor
1)
een minimaal 20 °C (36 °F) hogere omgevingstemperatuur zijn gedimensio-
neerd.
.
1)
VEGAMET 842 • 4 ... 20 mA