8. i
ngebrUikneming
8.1 o
verbrenging en sToppen van de spindel
Zet de hoofdschakelaar (26) in de positie Hi of Low. De spanningsindicator (28) licht op. Druk kort op de jogknop
(25) om de draairichting te controleren. Als de machine in de verkeerde richting draait, moet u de fasen van de
stroomvoorziening omdraaien.
Plaats de toerentalkeuzehendel (1, afb. Bedieningselementen) in positie "L" en de keuzehendel voor de
spindelsnelheid (2) naar links. Draai de schakelaar voor links/rechts (3) naar de N-positie. Duw de hendel (18) naar
beneden om de spindel naar rechts te laten draaien en naar boven om de spindel in omgekeerde richting te laten
draaien.
Wanneer de spindelbedieningshendel wordt gebruikt om de machine normaal te laten werken, moet de rem
worden gebruikt wanneer zich een noodsituatie voordoet. De spindelbedieningshendel moet na een noodgeval
eerst in de middelste positie worden geplaatst om de spindel opnieuw te kunnen inschakelen.
Draai de schakelaar voor de koelpomp naar rechts (27) om de pomp te activeren. Draai aan de kraan om de juiste
hoeveelheid koelvloeistof te verkrijgen.
8.2 s
pindelToerenTal insTellen
Het spindeltoerental wordt via de hendels 1 en 2 (afb. Bedieningselementen) ingesteld. Er zijn 8 of 12 toerentallen
mogelijk, afhankelijk van het type machine.
Waarschuwing
Toerentalwisselingen mogen nooit bij lopende motor worden uitgevoerd. Dit kan leiden tot
beschadigingen aan de machine of tot ernstig persoonlijk letsel.
Wanneer de tandwielen niet goed in elkaar grijpen, moet de jogknop (25, afb. Bedieningselementen) worden
ingedrukt. Pas ook de instellingen van de hendels 1 en 2 aan om de rotatiesnelheid te wijzigen.
8.3 T
ijdelijk inscHakelen van spindel
De machine is uitgerust met een jogknop (25, afb. Bedieningselementen) voor het wijzigen van de spindelsnelheid,
het instellen van de voedingssnelheid en het centreren van werkstukken. Druk de knop in; de spindel wordt
geactiveerd. De spindel stopt wanneer u de knop loslaat.
WIJZIGINGEN EN T YPEFOUTEN VOORBEHOUDEN
9