88
ultimail Handleiding
12.5
Toonsignaal
De ultimail bevestigt iedere toetsdruk met een biep. Een opeenvolging van toonsig-
nalen wijst op een fout. U kunt deze functie aan uw wensen aanpassen.
De mogelijke instellingen en hun betekenis:
SETUP
SYSTEEMINSTELLINGEN
OVERIGE
ALLEEN FOUTMELDING
• Het SETUP-menu oproepen met de
toets
• SYSTEEMINSTELLINGEN
OVERIGE selecteren.
• Zo vaak op de toets naast TOONSIG-
NAAL drukken, tot u de gewenste
instelling ziet: AAN, UIT of ALLEEN
FOUTMELDING.
De aangeduide instelling is actief en blijft
ook na het uitschakelen van de ultimail
behouden tot de volgende wijziging.
AAN
Toonsignaal bij iedere toetsdruk
UIT
Geen toonsignaal
Toonsignaal bij fouten
.