zijn aan het type H05 RN-F.
Sluit de voedingskabel aan op het klemmenbord
volgens de aanwijzingen van het schakelschema dat
samen met de apparatuur is geleverd.
Zet de voedingskabel vast met de wartel.
Bescherm de voedingskabel buiten de apparatuur
met een metalen of stugge plastic buis.
Laat de beschadigde voedingskabel door de
fabrikant, diens servicecentrum of door een
soortgelijk gekwalificeerd personeel vervangen om
risico's te vermijden.
OPGELET: HET PANEEL GEEFT TOEGANG
TOT ONDERDELEN ONDER SPANNING
ALS HET SYMBOOL "HOOGSPANNING"
EROP IS AANGEBRACHT.
AANSLUITING
OP
DE
EQUIPOTENTIAAL PUNT
Sluit de elektrisch gevoede apparatuur aan op een
functionerende aarding. Sluit de aardgeleider aan
op de aansluitklem met het symbool
aangegeven naast de aansluitklem voor de
inkomende lijn.
Sluit de metalen structuur van de elektrisch
gevoede apparatuur aan op een equipotentiaal
punt. Sluit de geleider aan op de aansluitklem met
het symbool
dat aan de buitenkant van de
bodem is aangegeven.
AANSLUITING OP WATERNET
Voorzie
de
apparatuur
toevoerdruk van het water moet 150 - 300 kPa
bedragen. Gebruik een drukreductor als de
toevoerdruk hoger is dan de gegeven maximale
druk.
Installeer op een goed bereikbare plaats voor de
apparatuur een mechanisch filter en een kraan.
Verwijder eventueel ijzerhoudend afval uit de
leidingen alvorens het filter en de apparatuur aan te
sluiten.
De
niet-aangesloten
waterdichte dop afsluiten.
Verifieer na de aansluiting of de aansluitpunten niet
lekken.
AANSLUITING OP WATERAFVOER
De afvoerleidingen moeten gemaakt zijn van
hittebestendig materiaal tot 100°C. De bodem van
de apparatuur mag niet worden geraakt door de
stoom die afkomstig is van de warm waterafvoer.
AARDE
EN
OP
dat is
van
drinkwater.
De
aansluitingen
met
een
Breng een put met rooster aan in de vloer en een
sifon onder de afvoerkraan van de pannen en voor
de braadpannen.
7. AANPASSING OP EEN ANDER
GASTYPE
Tabel TAB1 geeft:
- de gastypen die ze voor de functionering van de
apparatuur kunnen gebruiken.
- de
verstuivers
en
verschillende bruikbare gastypen.
Het nummer van de verstuivers gegeven in tabel
Tab1 is op de verstuiver aangebracht.
Volg de aanwijzingen van de tabel TAB1 en verricht
de onderstaande aanwijzingen om de apparatuur
aan het gewenste gastype aan te passen:
- Vervang de verstuiver van de hoofdbrander (UM).
- Plaats de beluchter van de hoofdbrander op afstand
A.
- Vervang de verstuiver van de waakvlam (UP).
- Regel de lucht van de waakvlam (wanneer nodig).
- Vervang de minimum verstuiver van de gaskraan
(Um).
- Breng de sticker met het nieuwe gastype aan op de
apparatuur.
- De verstuivers en de stickers worden samen met de
apparatuur geleverd.
VERVANGING VAN DE VERSTUIVER VAN DE
HOOFDBRANDER EN DE REGELING VAN DE
PRIMAIRE LUCHT
Demonteer het bedieningspaneel.
Verwijder de gasgroep (kraan, gasleiding, hoofd- en
waakvlambrander, voorwand verbrandingskamer).
Draai de schroef V los.
Demonteer de verstuiver UM en vervang hem door
de verstuiver beschreven in tabel TAB1.
Draai de verstuiver UM helemaal aan.
Plaats de beluchter op de afstand A gegeven in de
tabel TAB1.
Draai de schroef V helemaal aan.
Hermonteer
alle
demontageprocedure in omgekeerde volgorde.
VERVANGING VAN DE VERSTUIVER VAN DE
WAAKVLAMBRANDER
Demonteer het bedieningspaneel.
62
de
regelingen
voor
delen.
Verricht
de
de