GEVAAR
83243507 1/2017-06 La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Zonnesysteem WTS-F1
4 Montage
4 Montage
4.1 Montagevoorschriften
De plaatselijk geldende wettelijke voorschriften moeten in acht genomen worden.
Voorschriften voor de bliksembescherming in acht nemen (zie VDE V0185, deel 1
tot 5).
Vertrek en terugloop van de zonnekring met minstens 16 mm
potentiaalcompensatiegeleider aarden.
Brandgevaar door direct contact met brandbaar materiaal
Direct contact van de collectoraansluitleidingen met brandbaar materiaal kan tot
brand leiden.
Contact met brandbaar materiaal vermijden.
Warmte-isolatie in het bereik van de dakdoorvoer aan het
collectorverbindingsstuk en de collectoraansluiting aanbrengen.
Hydraulische plaatsing van de collectoren overeenkomstig beknopte handleiding in
acht nemen.
Voor de montage ervoor zorgen dat:
de dakopbouw in onberispelijke toestand is;
het dak voldoende draagkracht heeft met betrekking tot de continue belasting,
wind- en sneeuwbelasting;
de collectoren optimaal opgesteld zijn (geen schaduw);
de collectorvoeler niet overschaduwd wordt;
de verzamelbuizen correct geplaatst en gedimensioneerd zijn;
boven het collectorveld geen koperplaten gemonteerd zijn (corrosiegevaar).
Ervoor zorgen dat er geen bijkomende water-en sneeuwbelasting op het
collectorveld is. Er mag geen bijkomende last op de collector zijn door
sneeuwopvangsystemen of dakoversteken die boven het collectorveld liggen.
Voor de montage ervoor zorgen dat:
de sneeuwbelasting die boven en onder het collectorveld te verwachten is
door sneeuwopvangsystemen tegengehouden wordt;
regenwater van een hogerliggend dak of een dak dat hoger verder uitsteekt
niet naar het collectorveld geleid wordt.
Evt. onderconstructie versterken.
Controleren of de toegelaten dakhelling gerespecteerd wordt:
Indak
Indak met speciale
toebehoren
Op de collectoren is een beschermfolie aangebracht. De folie beschermt de
collectoren:
tegen zonne-instraling tijdens de inbedrijfstelling;
tegen thermische belasting tijdens de opslag.
Beschermfolie pas tijdens de eerste inbedrijfstelling verwijderen.
Om een onnodig hoge thermische belasting van de collectoren te vermijden, moet
de zonne-installatie onmiddellijk na de montage in bedrijf gesteld worden.
12-36
Toegelaten dakhelling
23°... 70°
15°... 22°
2
aan de