Basisbewerkingen voor opname
en weergave
Opname met Autom. scènekeuzekn.-modus
1
Houd de camera stevig vast.
Let op dat uw vingers en overige voorwerpen
zich niet voor het objectief, de flitser, de AF-
hulpverlichting, de microfoon of de luidspreker
bevinden.
Als u opnamen in de portretstand ("staand")
maakt, draait u de camera op zo'n manier dat
de flitser zich boven het objectief bevindt.
2
Kadreer de foto.
Verplaats de zoomknop om de zoompositie
van het objectief te veranderen.
Wanneer de camera de onderwerpstand
herkent, verandert het pictogram voor de
opnamestand dienovereenkomstig.
6
Basisbewerkingen voor opname en weergave
Uitzoomen
Inzoomen
25m 0s
25m 0s
Pictogram opnamestand
880
880