Wisselen tussen het beeldscherm en een extern beeldscherm. Als er een externe monitor is aangesloten,
wordt de computeruitvoer afwisselend in de volgende drie patronen weergegeven:
– Extern beeldscherm
– Beeldscherm van de computer en extern beeldscherm
– Beeldscherm
Opmerkingen:
– Deze functie is niet mogelijk wanneer op het beeldscherm een andere bureaubladindeling wordt
weergegeven dan op het externe beeldscherm (met de functie voor schermuitbreiding).
– Deze functie werkt niet wanneer er een DVD-film of een videoclip wordt afgespeeld.
Om deze functie in te schakelen start u Presentation Director en wijzigt u de instelling. Klik op Start ➙
Alle programma´s ➙ ThinkVantage ➙ Presentation Director, en wijzig de Fn+F7-instellingen.
Helderheidsregelingfuncties
• Fn+F8
Beeldscherm minder helder met Fn+F8.
De helderheid van het beeldscherm verlagen. Het doel van deze methode is het helderheidsniveau tijdelijk
te wijzigen. Om het standaard helderheidsniveau te wijzigen, moet u de instellingen van Energiebeheer in
het Configuratiescherm wijzigen, of gebruikmaken van Power Manager.
• Fn+F9
Beeldscherm helderder met Fn+F9.
De helderheid van het beeldscherm verhogen. Het doel van deze methode is het helderheidsniveau
tijdelijk te wijzigen. Om het standaard helderheidsniveau te wijzigen, moet u de instellingen van
Energiebeheer in het Configuratiescherm wijzigen, of gebruikmaken van Power Manager.
Multimediaregelaar
• Fn+F10: Vorig nummer/vorige scène
• Fn+F11: Afspelen of pauzeren
• Fn+F12: Volgend nummer/volgende scène
.
Hoofdstuk 2
De computer gebruiken
25