Inbedrijfstelling
OPMERKING
De inbedrijfstelling mag
alleen door speciaal geschoold
vakpersoneel en volgens de
certificeringseisen uitgevoerd
en gedocumenteerd worden.
Voor de inbedrijfstelling van
de totale installatie moeten de
gebruikshandleidingen van de
binnenunit en de buitenunit
worden opgevolgd.
Functietest van
bedrijfsmodus koelen
OPMERKING
Controleer de instelling van de
DIP-schakelaars op de print,
zoals afgebeeld op pagina 22.
Stel indien nodig de DIP-
schakelaars in voor het
betreffende binnenunittype.
1. Schakel de stroomtoevoer in.
2. Schakel het apparaat in via
de afstandsbediening en kies
de koelmodus, het maximale
ventilatortoerental en de
laagste insteltemperatuur.
Afmetingen apparaat
MXD 200-520 IT
650
3. Meet alle vereiste waarden,
noteer deze in het
inbedrijfstellingsrapport
en controleer de
veiligheidsfuncties.
4. Controleer de besturing
van het apparaat met de in
het hoofdstuk "Bediening"
beschreven functies timer,
temperatuurinstelling,
ventilatorsnelheden en het
omschakelen naar de circulatie-
resp. ontvochtigingsmodus.
5. Controleer de werking van
de condensleiding, door
gedestilleerd water in de
condensopvangbak te gieten.
We raden u aan hiervoor
een fles met een tuit te
gebruiken, die het water in de
condensopvangbak kan leiden.
Functietest van
bedrijfsmodus verwarmen.
1. Schakel de stroomtoevoer in.
2. Schakel het apparaat in via
de afstandsbediening en kies
de verwarmingsmodus, het
maximale ventilatortoerental
en de hoogste insteltemperatuur.
400
3. Meet alle vereiste waarden,
noteer deze in het
inbedrijfstellingsrapport
en controleer de
veiligheidsfuncties.
4. Meet zowel de temperatuur
van de door de plafondcassette
aangezogen lucht als de
kamertemperatuur ca. 1,5m
boven de vloer. Corrigeer het
temperatuurverschil bij een evt.
afwijking d.m.v. DIP-schakelaar
SW1 (pag.S22).
5. Controleer de besturing
van het apparaat met de in
het hoofdstuk "Bediening"
beschreven functiestimer,
temperatuurinstelling,
ventilatorsnelheden.
Afsluitende maatregelen
Monteer alle gedemonteerde
■
onderdelen.
Geef de gebruiker instructies over
■
het gebruik van deinstallatie.
OPMERKING
Controleer na elke ingreep
in de koudekringloop
de afsluitkleppen en de
afsluitdoppen op lekkages.
Gebruik eventueel geschikt
afdichtmateriaal.
580
28
23