Gebruikershandleiding
Gebruik geen dikkere kabels dan 1,5 mm
hierdoor het eindblok beschadigd kan raken.
Wanneer het online reinigen is ingesteld in de reinigingsstand ∆P , dienen de ∆P-slangen vanaf
de verdelen van vuile en schone lucht op de controller te worden aangesloten.
DAP-/CAP-slangen kunnen aan beide kanten worden aangesloten. De controller corrigeert
automatisch negatieve druk.
De specificaties van de sensor voor analoge ingangen dient te corresponderen met de volgende
collecties:
Druk in het verdeelstuk
Externe ∆P
Emissiesensor
Zorg dat de pneumatische slangen (4 x 6 mm) goed worden aangesloten, zie de afbeelding
hieronder.
Zorg dat ze in de juiste volgorde worden aangesloten. A is de plug van de luchtventilatie.
4
2
1
8
Analoge druksensor
Analoge druksensor
Analoge emissiesensor
A
9
7
10
8
6
5
3
om op de stroomvoorziening aan te sluiten omdat
2
0 - 10 bar
0 - 3500 Pa
0 - 100%
1
Controller C 200
12
11
8
6
3
9
5
7
4
2
10