•
De ketel en de brander staan aan (signaal aan, veiligheidsthermostaat geactiveerd) ?
•
Wordt er olie toegevoerd ?
•
Is de regeling of de thermostaat van de ketel in warmte vraag ?(in mode verzoek stellen).
•
Het rookgascircuit is in staat een goede verbranding mogelijk te maken ?(Datum van de laatste schoonmaakbeurt)
Defecten
De brander ontsteekt niet..
De motor start niet.
Mechanisch geluid.
Geen ontstekingsvonk.
De branderautomaat komt op de
veiligheids mode te staan.
De pomp zuigt geen olie aan.
De pomp maakt geluid.
Slechte verbrandingshygiène.
Alvorens tot actie over te gaan moet de vakman de volgende controles uitvoeren:
Waarschijnlijke oorzaak
Geen spanning.
Olievoorverwarmer defect.
Motor defect.
Defecte condensator.
Motorlager beschadigd.
Wrijving van de turbine.
Kortsluiting van de ontstekingselektroden.
Te veel afstand tussen de elektroden.
Elektroden zijn vuil of vochtig.
Kabels van elektroden verkeerd aangesloten.
Isolatie van ontstekingselektroden defect.
Kabels van ontstekingselektroden defect.
Transformator defect.
Vlamdetectiecel vuil.
Vlamdetectiecel slecht afgesteld.
De vlam wordt weggeblazen.
Vlamdetectiecel of kabels defect.
Koppeling motor/pomp beschadigd.
Zeef, leidingen of deksel van de pomp niet goed afgedicht.
Toevoer-afvoer van olie omgekeerd.
Kranen gesloten.
Filter of zeef verstopt.
De pomp zuigt lucht aan.
De pomp draait vacuüm.
Slechte afstelling.
Geen lucht.
Verstuiver vuil of versleten.
Geen verstuiving.
Verbrandingskop vuil
Luchtaanzuigkanalen vuil.
Stookplaats onvoldoende geventileerd.
OPN/OCN 160 LEV - 300005999-001-E - 07/2006
Storingen
Reset de thermostaat.
Controleer de zekeringen en de schakelaars.
Verhoog de meetwaarde van de thermostaten of de
regeling [hoger afstellen dan de temperatuur van de ketel].
Vervang de verstuiverlijn.
Vervang de motor.
Vervang de condensator.
Vervang de motor.
Controleer de positie.
Aanpassing van de afstand tussen de
ontstekingselektroden.
Aanpassing van de afstand tussen de
ontstekingselektroden.
Reinig of vervang de ontstekingselektroden.
Controleer de aansluitingen.
Vervang de elektroden.
Vervang de ontstekingskabels.
De ontstekingtransformator vervangen.
Reinig de cel.
De cel afstellen.
Stel de brander opnieuw af.
Vervang de cel of de kabels.
Vervang de koppeling.
Vervang het filter.
Draai de verbindingen aan of het deksel.
Wijzig de aansluiting.
Open de kranen.
Vervang het filter of de zeef.
Controleer de afdichting van de aanzuigleidingen.
Reinig de filter of de aanzuigleidingen.
Controleer de afmetingen van de olietoevoerleidingen,
op eventuele krimp, controleer of de leidingen vuil zijn of dat
de olie niet te koud is.
Controleer de afstelling van de brander.
Corrigeer het luchtdebiet.
Vervang de verstuiver.
Vervang het magnetisch ventiel .
Vervang de verstuiver.
Vervang de pomp.
Reinig de verbrandingskop
Reinigen.
Verbeter de ventilatie.
Oplossing
17