7.5 SETUP
Als de voeding naar de kaart wordt ingescha-
keld terwijl er nog nooit een SETUP is uitgevoerd, of
indien de kaart dit vereist, knippert op het display de
S0
afkorting
samen met de SETUP-led om aan te geven
dat de SETUP moet worden uitgevoerd.
Voor een goede uitvoering van de SETUP-
procedure, moet zorgvuldig de juiste polariteit van de
eindaanslagmagneten worden gecontroleerd, zoals in
de vorige paragraaf is beschreven.
Om de SETUP uit te voeren, dient u als volgt te werk te gaan:
1. Zet de poort half open (zeer belangrijk voor een
geslaagde SET-UP) en controleer of de leds FCA en
FCC allebei branden. Als dat niet het geval is, dan
signaleert de kaart fout 12 (zie tab. 5).
2. Houd de SETUP-toets (SW4) ingedrukt totdat de poort
de vertraagde beweging start en stopt wanneer de
eindaanslag is bereikt. Als de bereikte eindaanslag de
eindaanslag voor sluiting is (met het VIERKANT) zal de
apparatuur dit punt opslaan als stop bij sluiting, vice
versa als de eindaanslag die voor de opening is (met
de CIRKEL) zal de apparatuur dit punt opslaan als stop
bij opening. In deze fase knippert op het display
3. De poort start de vertraagde beweging automatisch
in de tegenovergestelde richting en stopt wanneer de
eindaanslag is bereikt. Als de bereikte eindaanslag de
eindaanslag voor opening is (met de CIRKEL) zal de
apparatuur dit punt opslaan als stop bij opening, vice
versa als de eindaanslag die voor de sluiting is (met het
VIERKANT) zal de apparatuur dit punt opslaan als stop
bij sluiting. In deze fase knippert op het display
4. Afhankelijk van de laatst bereikte eindaanslag, plaatst
de apparatuur zich in de gesloten (
0 1
positie (
). In het tweede geval moet een OPEN-
impuls worden gegeven om de poort te sluiten.
8 HET AUTOMATISCHE SYSTEEM TESTEN
Controleer bij voltooiing van de installatie en program-
mering of het systeem goed werkt. Controleer met name
de juiste interventie van de veiligheidsvoorzieningen en
controleer of het systeem aan de geldende veiligheids-
voorschriften voldoet.
Wij herinneren eraan dat in het
tweede programmeerniveau de parameter van de enco-
der kan worden geconfigureerd (parameter
tuele" encoder die zich op de kaart bevindt werkt als een
beknellingsbeveiliging. Als de poort tijdens het openen of
sluiten tegen een obstakel stoot, zorgt de "virtuele" encoder
ervoor dat de beweging wordt omgekeerd. Als wanneer
de poort opnieuw in dezelfde richting wordt bewogen zich
op dezelfde plaats een obstakel bevindt, wordt de motor
gestopt. Het is fundamenteel deze parameter correct te
configureren om de juiste gevoeligheid van de "virtuele"
encoder voor eventuele obstakels tijdens de beweging in
te stellen.
9 SIGNALERING VAN ALARMMELDINGEN
EN FOUTEN
Indien zich alarmmeldingen (omstandigheden die geen
afbreuk doen aan de werking van de poort) of fouten
(omstandigheden die de werking van de poort verhinderen)
voordoen, kan op het display het nummer van de betreffende
conditie worden afgelezen.
De signalering van een ALARMMELDING of FOUT
zal bij de volgende cyclus verdwijnen indien de oorzaak
is weggenomen.
E721
9.1 ALARMMELDINGEN
de led ERROR te knipperen. Door gelijktijdig de toetsen
+ en - op het display in te drukken, wordt het nummer
van de betreffende storing getoond.
In Tab. 4 worden alle alarmmeldingen getoond die op het
display kunnen worden weergegeven.
Tab. 4 - Alarmmeldingen
2 2
2 4
2 7
3 0
4 0
4 6
9.2 FOUTEN
DL20 te branden. Door gelijktijdig de toetsen + en - op
het display in te drukken, wordt het nummer van de
S 1
.
betreffende storing getoond.
In Tab. 5 worden alle fouten getoond die op het display
kunnen worden weergegeven.
Tab. 5 - Fouten
0 1
0 3
S 3
0 5
.
0 0
0 6
) of geopende
0 7
0 8
0 9
1 0
1 2
1 5
). Deze "vir-
EC
9 0
9 1
9 2
9 7
9 8
9 9
alleen weergegeven op als MASTER geconfigureerde
E721's; 9
SLAVE-besturingseenheid. Als deze foutmeldingen
worden weergegeven, wordt aangeraden op de SLAVE-
besturingseenheid het type foutmelding te controleren
om het probleem te verhelpen en de correcte werking
van de installatie te hervatten.
17
Als er zich een ALARMMELDING voordoet, begint
Stroom MOTOR beperkt
Kortsluiting uitgang LAMP
Obstakel waargenomen (zichtbaar gedu-
rende 10 sec.)
Geheugen radiocodes XF-module vol (zicht-
baar gedurende 10 sec.)
Verzoek om assistentie
Geforceerde resetting default programmering
Als er zich een FOUT voordoet, begint de led
Storing kaart
Motorstoring
FailSafe-fout
Motorblokkering geblokkeerd in gesloten positie
(controleer de motorblokkering en vervang deze
indien nodig)
Poort te zwaar of veel wrijving (probeer het
motorvermogen te verhogen)
Fout BUS-2EASY-inrichting (bijv.: hetzelfde adres voor
twee paar fotocellen; controleer de adressen)
Probleem Bus2Easy
Beide eindaanslagen hebben dezelfde polariteit
Eindaanslag actief bij aanvang van SETUP
Time-out overschreden
Geen communicatie met de centrale SLAVE -
SLAVE-besturingseenheid ontbreekt
Foutmelding op de SLAVE-besturingseenheid
Foutmelding op de SLAVE-besturingseenheid
Configuratiefout (C720 gedetecteerd). Herha-
al de set-up
Configuratiefout (C721 gedetecteerd). Herha-
al de set-up
Storing kaart
9 0 9 1
De foutmeldingen
9 1
9 2
en
geven foutmeldingen aan op de
9 2
en
worden
532014 - Rev.E