7.3 POSITIONERING VAN DE EINDAANSLAG
Voor een juiste positionering van de eindaanslagmagneten moet de bedieningscentrale op de juiste
wijze zijn geïnstalleerd en zijn aangesloten op alle bedieningsinrichtingen en veiligheidsvoorzieningen.
De aandrijving is voorzien van een magneetsensor voor de eindaanslag die direct in de elektronische besturingskaart is
geïntegreerd.
Het stoppen van de poort, in geopende of gesloten toestand, vindt plaats op het moment dat de gepolariseerde magneet,
die in het bovenste deel van de tandheugel is bevestigd, de sensor activeert.Controleer of de aandrijving is ingesteld voor
de handmatige bediening, volgens de instructies van de aandrijving.
1. Breng de poort handmatig in de geopende positie tot op 40 mm vanaf de mechanische
eindaanslag (zie fig. 17).
2. Schuif de magneet met de CIRKEL over de tandheugel in de richting van de motor. Zodra de
led op de kaart die bij de eindaanslag FCA hoort dooft, moet de magneet met de bijbehorende
schroeven worden bevestigd.
3. Breng de poort handmatig in de gesloten positie tot op 40 mm vanaf de mechanische
eindaanslag.
4. Schuif de magneet met het VIERKANT over de tandheugel in de richting van de motor. Zodra
de led op de kaart die bij de eindaanslag FCC hoort dooft, moet de magneet met de
bijbehorende schroeven worden bevestigd.
5. Controleer of aan het einde van de beweging, zowel in de geopende als in de gesloten
positie, de led van de betreffende eindaanslag op de juiste wijze dooft en wijzig indien nodig
de positie van de eindaanslagmagneten.
Om schade aan de aandrijving en/of onderbrekingen van de werking van het
automatische systeem te voorkomen, moet er een afstand van circa 40 mm
vanaf de mechanische eindaanslagstops worden overgelaten.
E721
Fig. 17
MASTER/SLAVE
15
Voor een correcte werking
van de aandrijving moet
de magneet met de
CIRKEL als eindaanslag
voor de OPENING worden
gebruikt en de magneet
met het VIERKANT als
eindaanslag voor de
SLUITING
(ZIE FIG. 17)
In geval van een installatie
met een MASTER/SLAVE-
configuratie moeten
de magneten van de
eindschakelaars worden
g e ï n s t a l l e e r d
z o a l s
aangegeven in Fig. 18.
Fig. 18
532014 - Rev.E