Handleiding NX-4SE, NX-6SE, NX-8SE
COMMUNICATIEFOUT
De centrale zal een "service" indicatie activeren op het bediendeel wanneer de centrale tevergeefs
geprobeerd heeft een rapport over te sturen naar de meldkamer (na het uitvoeren van het
geprogrammeerd aantal kiespogingen). Indien geprogrammeerd, zal een "communicatiefout" code
doorgestuurd worden bij de eerstvolgende succesvolle rapportering naar de meldkamer.
Een communicatiefout wordt eveneens weggeschreven in het logboek als COMMUNICATIEFOUT,
FOUT EXTRA COM (NX-570, NX590). (zie adres 37, segment 4)
COMMUNICATIE-PROTOCOLLEN
De centrale kan rapporteren in verschillende protocollen. Het is aanbevolen om, indien mogelijk, het
SIA of Contact ID protocol te gebruiken, daar de rapporteringscodes voor deze protocollen
automatisch door de centrale gegenereerd worden. Indien men gebruik wenst te maken van een 4+2
protocol of Voice (NX-535), dan dient iedere rapporteringscode geprogrammeerd te worden.
(zie adressen 56-83 en 110-169)
DEEL IN RAPPORT DOORMELDING
Het SIA rapport deel in (CF) zal verstuurd worden als het blokkeer rapport op adres 23 segment 3
optie 2 niet geprogrammeerd is en er ingeschakeld wordt met een geblokkeerde zone. Dit zal tevens
ook in het logboek geplaatst worden.
DEURBEL
Deze eigenschap kan in- en uitgeschakeld worden met de [Deurbel] toets. Wanneer het systeem
uitgeschakeld is, zal een activering van de voor "deurbel" geselecteerde zones een DING-DONG toon
of een continue toon via de bediendeelzoemer genereren (afhankelijk van de programmering van het
bediendeel. De "deurbel" eigenschap kan ingesteld worden per zone en dit door de betreffende
zonetypes te programmeren of door de geprogrammeerde zonetype aan te passen . (zie adressen
111-169)
DUBBELE/GESPLITSTE/MEERVOUDIGE RAPPORTERING
De centrale kan alarmrapporten naar drie verschillende telefoonnummers sturen en dit voor zowel
dubbele, gesplitste als meervoudige rapportering. De dubbele, gesplitste of meervoudige rapportering
is selecteerbaar per gebeurtenis of per partitie. (zie adressen 4, 10 en 16)
GEBRUIKERSCODES
Er kunnen 4-cijferige gebruikerscodes of 6-cijferige gebruikerscodes geprogrammeerd worden om het
systeem in en uit te schakelen. Alle codes dienen hetzelfde aantal cijfers te bevatten. De
standaardwaarde voor gebruikerscode 1 (hoofdcode) is [1] - [2] - [3] - [4], bij gebruik van 4-cijferige
codes, of [1] - [2] - [3] - [4] - [5] - [6] bij gebruik van 6-cijferige codes. De hoofdcode kan gebruikt
worden om nieuwe gebruikerscodes te programmeren. (zie adres 41)
GEDWONGEN IN/UITSCHAKELCODE
Als een gedwongen in/uitschakelcode geprogrammeerd is, dan zal de centrale een "gedwongen
inschakeling" of "gedwongen uitschakeling" rapporteren telkens wanneer het systeem met deze
speciale code in- of uitgeschakeld wordt. De gedwongen in/uitschakelcode wordt gerapporteerd als
gebruiker 254. (zie adres 44)
GEEN EINDWEERSTAND
Bij de zonetypes is te programmeren dat een bepaald zonetype geen eindweerstanden nodig heeft.
(zie adres 111).
GEFORCEERD INSCHAKELEN
Indien zo geprogrammeerd, kan het systeem ingeschakeld worden met verstoorde zones (= zonder
groene "GEREED" led). Hierbij zal de "GEREED" led knipperen als een zone, geprogrammeerd voor
"geforceerd inschakelen" verstoord is. Als de verstoorde zones in rust komen voor het einde van de
vertrektijd, zullen zij in de beveiliging worden opgenomen op het einde van de vertrektijd. Alle zones
die niet in rust zijn voor het einde van de vertrektijd worden automatisch geblokkeerd. Wanneer deze
zones in rust komen wanneer het systeem ingeschakeld is, dan worden zij gedeblokkeerd en in de
beveiliging opgenomen. Wanneer "blokkeer rapportering" ingesteld is, zal eventueel een blokkeer
rapport doorgestuurd worden voor zones die geprogrammeerd worden voor "geforceerd inschakelen".
Zelfs als de "blokkeer rapportering" ingesteld wordt, kan men toch verhinderen dat er een blokkeer
rapport doorgestuurd wordt voor "geforceerd in te schakelen" zones (programmeerbare optie op
adres 37, segment 5, optie 5). (zie adres 37, 111-169)
NP0132 versie 1.2
60