8.Instellen van de luchtuitblaasrichting
Schakel de airconditioner in alvorens deze procedure uit te voeren.
Verticale verstelling luchtstroomrichting
Druk op de VERTIC L IR FLOW DIRECTION-- en
de SWING-toets om de verticale luchtrichting in te stellen.
Telkens als de toets wordt ingedrukt, verandert het bereik
van de luchtrichting als volgt:
anbevolen luchtrichting:
1, 2, 3, 4 bij koelen en ontvochtigen.
2, 3, 4 bij verwarmen
De functie weergave op de display van de afstandsbediening zal niet veranderen.
• Gebruik de instellingen van de luchtrichting binnen het bereik dat in de illustratie is aangegeven.
• De verticale luchtstroomrichting wordt automatisch ingesteld, afhankelijk van de gekozen functie.
Tijdens Koelen/Ontvochtigen: Horizontale luchtstroom 1, tijdens Verwarmen: neerwaartse luchtstroom 4.
• In de UTO-stand is de luchtstroom in de eerste minuut na inschakeling horizontaal 1; de lucht-
richting kan nu tijdelijk niet worden aangepast.
• Gebruik altijd de IR FLOW DIRECTION-knop op de afstandsbediening om de OP/NEER lucht-
richtinglamellen in te stellen. ls u probeert dit met de hand te doen, kan dit slecht functioneren
tot gevolg hebben; schakel het apparaat uit als dit toch gebeurt en start het opnieuw.
De lamellen dienen dan weer correct te werken.
• Bij gebruik in een vertrek waar zich baby's, kinderen, ouderen of zieken bevinden, dienen de
luchtstroomrichting en ruimtetemperatuur met zorg te worden ingesteld.
9. Swingfunctie
Schakel de airconditioner in alvorens deze procedure uit te voeren.
Instellen van de swingfunctie
Druk langer dan 2 seconden op de IR FLOW DIRECTION-
en de SWING-toets. (Druk nogmaals langer dan 2 seconden op
deze toets om de functie te stoppen.)
Bijzonderheden verticale swingfunctie
• De swingfunctie kan tijdelijk stoppen als de ventilator niet in werking is of als deze op zeer lage
snelheid draait.
Functie
Koelen/Verwarmen
Ontvochtigen/Circuleren
14
Zwenkbereik
1-4