3.8 - AANVOER- EN RETOURWATERLEI-
DING AANSLUITING
De aanvoer- en retourwater aansluiting moeten op de ketel
aangesloten worden middels respectievelijk DN 80 en DN
100 (M en R) aansluitingen zoals aangegeven op pagina 9-
10-11.
Bij het bepalen van de leidingdiameters is het essentieel
rekening te houden met de drukverliezen in het systeem en
de daarin opgenomen componenten.
De opbouw van het leidingsysteem dient zodanig
geconfigureerd te worden dat er geen (lucht) obstakels kunnen
ontstaan en het verwarmde water zonder belemmeringen
continue kan doorstromen.
Waarschuwing!
Voordat de ketel geïnstalleerd wordt adviseren
wij het systeem grondig te reinigen met
daarvoor geschikte middelen overeenkomstig
de norm. Dit om te voorkomen dat er residuen
zoals slijp- en lasresten achterblijven, die in
de ketel terecht kunnen komen en daarmee
het functioneren van de ketel negatief kunnen
beïnvloeden.
Instructies voor de installateur
onjuist geïnstalleerde installatie kan gevaar voor de veiligheid
van personen en tot beschadiging van de apparatuur of
andere objecten leiden.
G
M
R
Verzekert u ervan dat leidingsysteem niet
gebruikt wordt als aarde voor het elektrische-
of telefoonleiding systeem. Het leidingsysteem
is hier absoluut ongeschikt voor. Dit kan in zeer
korte tijd schade aan de leidingen, ketel en
radiatoren veroorzaken.
Waarschuwing!
Het is absoluut verboden aan/uit kleppen te
monteren, die veiligheidssystemen kunnen
overbruggen of beïnvloeden.
BCM
19