Functies en bedieningselementen
Functies en
bedieningselementen
Bedieningsfuncties
In wat volgt wordt de functie van elk
bedieningsinstrument kort toegelicht. Om te starten,
stoppen, rijden en maaien moet een combinatie van
meerdere bedieningselementen in een specifieke
volgorde worden gebruikt. Welke combinatie en
volgorde voor de diverse taken vereist zijn, vindt u
onder BEDIENING.
B
C
A
Figuur 1. Locatie van de bedieningselementen
A. Ontgrendelingsklep van de transmissie
B. Dop brandstoftank
C. Parkeerrem
D. Contactschakelaar
E. PTO- (aftakas-) schakelaar
F. Hendels voor motor stilleggen/ aanwezigheid van
de bestuurder
G. Gasklephendel
H. Chokeknop
I. Besturingshendels voor de grondsnelheid
J. Instelhendel voor de maaihoogte
Ontgrendelingsklep van de
transmissie
De ontgrendelingsklep van de transmissie schakelt
deze uit zodat de machine met de hand kan worden
voortgeduwd.
Schakelt de transmissie in; de maaier beweegt
op eigen kracht.
Schakelt de transmissie uit; u kunt de maaier nu
met de hand voortduwen.
Zie DE MAAIER MET DE HAND VOORTDUWEN voor
werkwijze.
10
D
F
E
G
I
F
J
Dop brandstoftank
Draai naar links om de dop te verwijderen.
Parkeerrem
DEACTIVEREN
ACTIVEREN
Trek de parkeerrem terug om de parkeerrem te
activeren. Beweeg de hendel helemaal vooruit om de
parkeerrem te ontkoppelen. OPM.: De parkeerrem
moet geactiveerd zijn om de machine te kunnen
starten.
H
Contactschakelaar
Met de contactschakelaar wordt de motor gestart en
stopgezet; de schakelaar kan in drie standen staan:
UIT
Zet de motor stop en schakelt het
elektrische systeem uit.
AAN
Laat de motor draaien en activeert
het elektrische systeem.
START
Zwengelt de motor aan om hem te
doen starten.
OPM.: Laat de contactschakelaar nooit in de stand
AAN staan wanneer de motor niet draait – daardoor
ontlaadt de batterij.
PTO- (aftakas-) schakelaar
De PTO-schakelaar schakelt de maaibladen in en uit.
Om de maaibladen in te schakelen, trekt u de
schakelaar omhoog. Om de maaibladen uit te
schakelen, moet u de schakelaar omlaag duwen.
Als de PTO-hendel of -schakelaar in de ingeschakelde
stand staat, wordt het systeem voor het stilleggen van
de motor geactiveerd.
Hendels voor motor stilleggen/
aanwezigheid van de bestuurder
Deze hendels spelen een belangrijke rol in het
veiligheidsvergrendelsysteem van de maaier. Beide
hendels zijn met elkaar verbonden zodat ze altijd
samen worden ingedrukt. De gebruiker moet de
hendels indrukken om het systeem voor stilleggen van
de motor te deactiveren. De hendels moeten worden
ingedrukt om de parkeerrem te ontkoppelen en de
PTO-schakelaar te activeren.
Gasklephendel
De gasklep bepaalt de motorsnelheid. Zet de
gashendel vooruit naar de stand SNEL om de
motorsnelheid te verhogen en achteruit naar de stand
LANGZAAM om de motorsnelheid te verlagen. Werk
altijd met VOLGAS.
Schakelt de parkeerrem uit.
Schakelt de parkeerrem in.
www.ferrisindustries.com