83266007 • 1/2014-04 • La
Montage- en bedieningsrichtlijnen
Zonnesysteem WTS-F2
4 Montage
4 Montage
4.1 Montagevoorschriften
De plaatselijk geldende wettelijke voorschriften moeten in acht genomen worden.
Voorschriften voor de bliksembescherming in acht nemen (zie VDE V0185,
deel 1 tot 5).
▶
Vertrek en terugloop van de zonnekring met minstens 16 mm² aan de
potentiaalcompensatiegeleider aarden.
Hydraulische plaatsing van de collectoren overeenkomstig beknopte handleiding in
acht nemen.
▶
Voor de montage ervoor zorgen dat:
▪
de dakopbouw in onberispelijke toestand is;
▪
het dak voldoende draagkracht heeft met betrekking tot de continue belasting,
wind- en sneeuwbelasting (zie hfst. 3.4.11);
▪
de collectoren optimaal opgesteld zijn (geen schaduw);
▪
de collectorvoeler niet overschaduwd wordt;
▪
de verzamelbuizen correct geplaatst en gedimensioneerd zijn;
▪
boven het collectorveld geen koperplaten gemonteerd zijn (corrosiegevaar).
Ervoor zorgen dat er geen bijkomende water- en sneeuwbelasting op het collector-
veld is.
Er mag geen bijkomende last op de collector zijn door sneeuwopvangsystemen of
dakoversteken die boven het collectorveld liggen.
▶
Voor de montage ervoor zorgen dat:
▪
de sneeuwbelasting die boven en onder het collectorveld te verwachten is door
sneeuwopvangsystemen tegengehouden worden;
▪
regenwater van een hogerliggend dak resp. een dak dat hoger verder uitsteekt
niet naar het collectorveld geleid wordt.
▶
Evt. onderconstructie versterken.
▶
Ervoor zorgen dat de toegelaten dakhelling gerespecteerd wordt:
Opdak
Plat dak
Op de collectoren is een beschermfolie aangebracht. De folie beschermt de collec-
toren:
▪
tege zonne-instraling tijdens de inbedrijfstelling;
▪
tegen thermische belasting tijdens de opslag.
▶
Beschermfolie pas tijdens de eerste inbedrijfstelling verwijderen.
Om een onnodig hoge thermische belasting van de collectoren te vermijden, moet
de zonne-installatie onmiddellijk na de montage in bedrijf gesteld worden.
13-31
Toegelaten dakhelling
15° ... 70°
max 6°