8.3) TESTEN
- Controleer of de veiligheidsvoorzieningen correct werken.
- Controleer met het juiste instrument de krachten op de punten, aangegeven in EN 12445 .
- Als de krachtwaarden hoger zijn, installeer dan een beveiligingsinrichting in overeenstemming met EN12978 (bijvoorbeeld een gevoelige veiligheidslijst)
en herhaal de metingen.
- Controleer of de werkingslogica correct is ingesteld en of de handmatige ontgrendeling goed werkt.
8.4) PARAMETERS, LOGICA EN SPECIALE FUNCTIES
De onderstaande tabellen beschrijven de afzonderlijke functies die in de regeleenheid beschikbaar zijn.
MENU
Automatische sluitingstijd. Alleen actief met logica 'TCA'=ON.
TCA
Aan het einde van de ingestelde tijd geeft de regeleenheid opdracht tot een sluitingsmanoeuvre.
Tped
Past de ruimte aan die de poortvleugel aflegt bij gedeeltelijke opening (voetgangers).
fsto
Regelt de openingssnelheid. *
fstc
Regelt de sluitingssnelheid. *
sldo
Regelt de snelheid van de schuifpoort tijdens de vertraging gedurende het openen*.
sldc
Regelt de snelheid van de schuifpoort aan tijdens de vertraging gedurende het sluiten*.
Stelt het beginpunt van de vertragingsfase in de opening in. De waarde wordt uitgedrukt als een
tsmo
percentage van de volledige slag. *
Stelt het beginpunt van de vertragingsfase in gedurende het sluiten. De waarde wordt uitgedrukt
tsmc
als een percentage van de volledige slag. *
PMO
Regelt het motorkoppel dat tijdens de openingsfase op de schuifpoort wordt uitgeoefend.
PMC
Regelt het motorkoppel dat tijdens de sluitfase op de schuifpoort wordt uitgeoefend.
Regelt het motorkoppel dat tijdens de vertragingsfase op de schuifpoort wordt uitgeoefend ge-
PSO
durende de opening.
Regelt het motorkoppel dat tijdens de vertragingsfase op de schuifpoort wordt uitgeoefend ge-
PSC
durende het sluiten.
Activeringstijd van het contact van de bijverlichting. Waarde uitgedrukt in seconden. Bij elke ma-
tls
noeuvre wordt het contact gedurende de ingestelde tijd gesloten.
Zie parameterbeschrijving AUX1.
Selecteert de bedrijfsmodus van de AUX1-uitgang:
0: Controlelampje poort open. Het controlelampje is uit als de poort gesloten is, knippert als de
poort beweegt en is aan als de poort open is.
1: Tweede radiokanaal. De uitgang wordt gecontroleerd door het radiokanaal van de ingebouwde
aux1
ontvanger (zie menu RADIO).
2: Servicelampje. Het contact sluit gedurende de tijd die is ingesteld met de parameter TLS. Het
tellen begint bij het starten van het manoeuvre.
3: Fototest. Wordt gebruikt om fotocelzenders in TEST-modus van stroom te voorzien.
Zie aansluitschema afb.23.
Dezelfde bedrijfsopties als de AUX1-uitgang, maar ze verwijzen naar AUX2-klemmen.
aux 2
AANDACHT!: De uitgang AUX2 heeft een spanning van Max 24Vdc/0,5
apparaten van 24Vdc rechtstreeks te voeden, zoals getoond op afb.24.
*AANDACHT: EEN VERKEERDE INSTELLING VAN DEZE PARAMETERS KAN GEVAARLIJK ZIJN.
NEEM DE GELDENDE NORMEN IN ACHT!
Meet of de stootkrachten voldoen aan wat is aangegeven in de EN 12445-norm, grijp indien nodig in op de bedrijfsparameters en herhaal de metingen.
Nadat de SLDO/SLDC-parameters handmatig zijn gewijzigd, voert de besturingseenheid een volledige leermanoeuvre van de nieuwe parameters uit.
MENU
Activeert of deactiveert de automatische sluiting
TCA
On: automatische sluiting geactiveerd
Off: automatische sluiting gedeactiveerd
Schakelt de condominiumfunctie in of uit.
IbL
On: condo-functie geactiveerd. De P.P.- of zenderimpuls heeft geen effect tijdens de openingsfase.
Off: condo-functie gedeactiveerd.
Schakelt de condo-functie in of uit tijdens de TCA-telling.
ibca
On: condo-functie geactiveerd. De P.P.- of zenderimpuls heeft geen effect tijdens de TCA-telling.
Off: condo-functie gedeactiveerd.
16
8.4.1) PARAMETERS (PAR)
FUNCTIE
8.4.2) LOGICA (
)
LOG
FUNCTIE
MIN-MAX-(Default)
3-240-(40)
10-99-(50)
50-99-(99)
50-99-(99)
10-50-(25)
10-50-(25)
1-240 (60)
A,
het is mogelijk om
ON-OFF-(DEFAULT)
MEMO
1-99-(20)
1-99-(20)
1-99-(20)
1-99-(20)
1-99-(20)
1-99-(20)
0-3-(1)
0-3-(0)
MEMO
(ON)
(OFF)
(OFF)