Mach LED 2
MC/SC
Aanwijzingen m.b.t. voedingsspanning
De LED-lampen van Dr. Mach hebben voor een correcte werking een gelijkspanning van 24V-30V DC
nodig. De rimpel van de gelijkspanning mag niet hoger zijn dan 5%. De LED-regeling in de lamp vindt
plaats op basis van stroomregeling, d.w.z. een verandering van de voedingsspanning leidt niet tot een
verandering van de helderheid. Omdat de vermogensbehoefte van de lamp constant is, leidt een
verhoging van de voedingsspanning tot een reducering van de totale stroom van de lamp en zodoende
tot een warmtereductie in de lamp. Daarom is het beter de lamp met hoge spanning te voeden, omdat de
levensduur van de componenten niet wordt verkort door een overmatige warmte.
De besturingselektronica van de lamp start met de initialisatie bij ca. 17V. Voor de werking van de lamp is
de spanningswaarde echter te laag. Voor korte tijd kan de lamp absoluut ook werken met 20V DC. In dit
geval moet echter rekening worden gehouden met een overmatige warmteontwikkeling die de levensduur
van de componenten negatief beïnvloedt. De initialisatie van de besturingselektronica duurt ca. 1
seconde. Indien in deze tijd de voedingsspanning niet in het bereik van 24V-30V ligt, kunnen er storingen
ontstaan bij de clusterprintplaten in de lamp. Om deze reden is een zachte start, zoals evt. zinvol bij
halogeenlampen, niet toegestaan bij de LED-lampen.
De capaciteiten in de lamp en de LED-regeling leidt bij het inschakelen van de voedingsspanning tot
relatief hoge stroompieken. De stroompieken liggen in het bereik van de 7-voudige nominale stroom. Een
stroombegrenzing en ook de beveiliging van de lampen moeten de stroompiek niet begrenzen, aangezien
de printplaten de begrenzing evt. als storing in de voeding interpreteren en naar een noodmodus gaan. In
de noodmodus is echter niet een normaal functioneren bij de lampen mogelijk en daarom moet dit
worden vermeden.
Verwisselen van de polariteit van de LED-lamp leidt niet tot een defect. Als de polariteit wordt
gecorrigeerd, functioneert de lamp weer correct. Een verkeerde polariteit van de voedingsspanning kan
gebeuren door het verwisselen van de leidingen in de veerarm, dwarsarm of plafondbuis maar ook in de
trafokast of in de lamp. De foutcode bij verkeerde polariteit op het display is C0--. Het display licht op,
maar de lamp functioneert niet. Als slechts bij één lamp de polariteit verkeerd is en de lampen zijn
uitgerust met communicatie, is bij het verwisselen van de polariteit bij de plafondflens voorzichtigheid
geboden. Als de polariteit van de voedingsapparaten juist is en bij de correctie wordt nu op de
plafondflens slechts bij één lamp de polariteit gewisseld, kan het gebeuren dat door de brug tussen de 0V
aansluitingen van de voedingsapparaten plotseling de +28V leiding van een voedingsapparaat is
verbonden met de 0V van het tweede voedingsapparaat. De functie van de lampen is OK, maar de
aansluiting van de voedingsapparaten niet. De voedingsapparaten werken tegen elkaar. Daarbij blokkeert
een voedingsapparaat en het andere voedt beide lampen. Op den duur leidt dat tot een overbelasting en
vernietiging van de voedingsapparaten. Op korte termijn gebeurt er niets, maar de bedrading moet
worden gecorrigeerd. Bij het gebruik van een camera in de armatuur is de polariteit eveneens belangrijk,
omdat op de camera-adapter de polariteit moet kloppen en door het verwisselen van de leidingen op de
flens evt. hier een fout wordt geïntroduceerd.
Zoeken van fouten bij de communicatie
Als in een geïnstalleerd systeem moet worden gezocht naar een fout in de communicatie, moet als eerste
het sterpunt waar alle communicatieleidingen zijn verbonden, worden losgekoppeld. Voer het
loskoppelen en afsluiten uitsluitend uit bij uitgeschakelde primaire voedingsspanning. De vrije
leidingen moeten worden gecontroleerd op de correcte rustspanning. Na het inschakelen van de
voedingsspanning moeten alle displays oplichten en op elke communicatieleiding moet een spanning van
5V-6V worden gemeten. De spanning wordt gemeten t.o.v. het 0V signaal van de voedingsapparaten
(gewoonlijk de blauwe klemmen op de flens).
Als bij een leiding niet de correcte spanning wordt gemeten en bijv. slechts ca. 1 V is, dan is de
communicatiepin defect en de besturingsprintplaat moet worden vervangen. Bij een meetspanning van
0V is de leiding niet aangesloten op de communicatiepin op de besturingselektronica.
Als de spanningen correct zijn, verbind dan als eerste de communicatieleidingen van de lampen en
controleer of deze correct functioneren. Neem het evt. aanwezige wandpaneel niet mee op in de
communicatie. Schakel de lampen synchroon en controleer de functies. Als de communicatie niet
functioneert, moet de fout worden gezocht in de lampophanging. Verwissel voor verhelpen van de fout de
kabels in de veerarmen, dwarsarmen en plafondbuizen afzonderlijk en één voor één.
Als de communicatie tussen de lampen functioneert, sluit u de wandbediening aan en controleert u ook
hier het functioneren. Als de communicatie niet functioneert, controleer dan de aansluitingen van de
leidingen in het wandpaneel en de dipschakelaarinstellingen. Let ook op evt. verkeerde krimpcontacten
waarbij afzonderlijke draden kortsluitingen veroorzaken.
59160008
Uitgave 06
Dr. Mach
Lampen + techniek
10 juni 2015/Bak We Pagina
17/36