◾
Nooit op een ononderbroken voedingsspanning of
IT-net aansluiten.
◾
Bij het externe schakelen van de pomp een pulsering van
de spanning (bijv. pulsbreedte modulatie) deactiveren.
◾
Het schakelen van de pomp via triacs/halfgeleiderrelais
indien nodig controleren.
◾
Bij uitschakeling met niet inbegrepen netrelais:
Nominale stroom ≥ 10 A, nominale spanning 250 V AC
Rekening houden met schakelfrequentie:
◾
– In-/uitschakelingen via netspanning ≤ 100/24 h
– ≤ 20/h bij een schakelfrequentie van 1 min. tussen
in-/uitschakelingen via netspanning
◾
Pomp beveiligen met een lekstroom-veiligheidsschake-
laar (type A of B).
Lekstroom I
≤ 3,5 mA
◾
eff
De elektrische aansluiting via een vaste aansluitleiding
◾
die is voorzien van een stekker of een meerpolige scha-
kelaar met een contactopeningsbreedte van minimaal
3 mm tot stand brengen (VDE 0700/deel 1).
◾
Als bescherming tegen lekwater en voor de trekontlasting
aan de kabelschroefverbinding moet een aansluitleiding
met voldoende buitendiameter worden gebruikt.
Bij mediumtemperaturen van meer dan 90 °C een warm-
◾
tebestendige aansluitleiding gebruiken.
◾
Aansluitleiding zo aanleggen dat deze de leidingen en de
pomp niet aanraakt.
6.3
Aansluitmogelijkheden
Afb. 14: Aansluitmogelijkheden
De pomp kan op netwerken met de volgende spannings-
waarden worden aangesloten:
◾
1~ 230 V
◾
3~ 400 V met nulleider
◾
3~ 400 V zonder nulleider (nettrafo voorschakelen)
◾
3~ 230 V
6.4
Dubbelpompen
Alleen als hoofd- en reservepomp met automatische
storingsoverschakeling gebruiken:
◾
Beide motoren afzonderlijk aansluiten en beveiligen.
◾
Apart schakeltoestel aanbrengen.
◾
Identieke instellingen uitvoeren.
6.5
Verzamelstoringsmelding (SSM)
Het contact van de verzamelstoringsmelding (potentiaal-
vrij verbreekcontact) kan op een gebouwbeheersysteem
worden aangesloten. Het interne contact is in de volgen-
de gevallen gesloten:
◾
De pomp is spanningsloos.
◾
Er is geen storing aanwezig.
◾
De regelmodule is uitgevallen.
GEVAAR
Levensgevaar door spanningsoverdracht als de net- en
SSM-leiding gemeenschappelijk in een 5-aderige kabel
worden geleid.
SSM-leiding niet op een lage veiligheidsspanning aanslui-
◾
ten.
◾
Kabel 5 x 1,5 mm² gebruiken.
Aansluitwaarden
◾
Minimaal 12 V DC, 10 mA
◾
Maximaal 250 V AC, 1 A
Bij aansluiting van de SSM-leiding op een voedingsspan-
ning:
◾
Fase SSM = Fase L1
6.6
Aansluiten
GEVAAR
Bij het aansluiten van de pomp bestaat levensgevaar door
elektrische stroom.
◾
Voedingsspanning voor het begin van de werkzaamheden
ontkoppelen.
◾
Elektrische aansluiting uitsluitend door gekwalificeerde
elektricien laten uitvoeren.
Afb. 15: Aansluiting voorbereiden
1.
Voedingsspanning ontkoppelen.
2.
Leidingen conform de gegevens in de afbeelding voorbe-
reiden.
Afb. 16: Stekker demonteren
Aansluiten
NL
9