Productinformatie Lineaire rookmelder Fireray 50/100RV
6. Installatieaanwijzingen
Het is zeer belangrijk dat het systeem zorgvuldig wordt geïnstalleerd en precies
wordt afgeregeld om ervoor te zorgen dat de melder zo vroeg mogelijk reageert.
De reactietijd van het systeem is afhankelijk van de montageplaats, het volume van
de ontwikkelde rook, de constructie van het plafond en de luchtventilatie.
Let op: Omdat de rook boven een vuurhaard niet zozeer verticaal opstijgt maar
zich veeleer verspreidt als een paddestoelwolk (afhankelijk van de aanwezige
luchtstromen en luchtgaten), is de breedte van het bewakingsgebied veel groter
dan de diameter van de IR- straal.
D Conform VdS 2095 en DIN VDE 0833 - 2 moet het aantal lineaire rookmelders zo
worden gekozen dat het maximale bewakingsbereik A, zoals aangegeven in de
tabel, niet wordt overschreden.
D De melders moeten zo worden verdeeld dat geen enkel punt van het plafond
verder afligt van het midden van de straal (horizontale afstand) dan is
gespecificeerd in kolom D
D De afstand tussen twee parallelle stralen mag niet groter zijn dan tweemaal de
afstand D
D De middellijn van de bewakingsstraal mag niet dichter dan 0,5 m bij muren,
apparatuur of opgeslagen goederen liggen.
Tabel 1.: Afstanden en bewakingszones conform VdS
Hoogte van ruimte R
g
tot 6 m
meer dan 6 m tot 12 m
meer dan 12 m tot 16 m *)
D
Grootste toegestane horizontale afstand van een punt op het plafond tot de dichtstbijzijnde
H
lichtstraal
A
Maximale bewakingsbereik per melder (= tweemaal het product van de grootste horizontale
afstand D
D
Afstand van de melder tot het plafond
L
α
Hoek die de dak-/plafondhelling vormt met het horizontale vlak. Als een dak verschillende
hellingen heeft (bijv. sheddaken), ga dan uit van de kleinste helling die er is
*)
Bij een hoogte van de ruimte van meer dan 12 m verdient het aanbeveling een tweede
bewakingsniveau aan te brengen, waarop de melders in verhouding tot het eerste
bewakingsniveau worden geplaatst. -
Hangt af van het gebruik en de omgevingscondities (bijv. snelle brandontwikkeling en
rookverspreiding)
D Er moet een constante optische lijn tussen de melder en reflector zijn, die niet
mag worden onderbroken door bewegend objecten (bijv. bovenloopkraan).
H
H
D
H
H
6 m
6,5 m
7 m
en de toegestane maximumafstand tussen melder en reflector)
H
A
H
H
2
1200 m
2
1300 m
2
1.400 m
Pagina 7
PI - 34.85
Dakhellingα
α < 20_
α > 20_
D
L
0,3 m tot 0,5 m
0,3 m tot 0,5 m
0,4 m tot 0,7 m
0,4 m tot 0,9 m
0,6 m tot 0,9 m
0,8 m tot 1,2 m
601-F.01U.004.357
A1.nl / 29.12.2004
ST-FIR/ PRM1/ zab
D
L