4 Monteren
Druk
Fixeren
Inbouw zijkant
16
Technische gegevens". Let er bij de inregeling op dat de fabriekskali-
bratie betrekking heeft op het meetbereik in water.
Bij over- of onderdruk in de tank moet u de procesaansluiting afdich-
ten. Controleer vooraf of het afdichtingsmateriaal bestendig is tegen
het product en de procestemperatuur.
De maximaal toelaatbare druk vindt u in het hoofdstuk " Technische
gegevens" of op de typeplaat van de sensor.
Indien het gevaar bestaat, dat de kabelmeetsonde tijdens bedrijf door
bewegingen van het product of door roerwerken enz. de tankwand
raakt, dan moet de meetsonde worden gefixeerd.
In het gewicht is daarom binnendraad (M12) voor montage van bijv.
een ringoog (optie) aanwezig (artikelnr. 2.27423).
Let erop dat de meetsondekabel niet te strak wordt gespannen. Voor-
kom trekbelastingen op de kabel.
Voorkom ongedefinieerde tankverbindingen, d.w.z. de verbinding
moet betrouwbaar geaard zijn of betrouwbaar geïsoleerd zijn. Iedere
ongedefinieerde verandering van deze voorwaarde veroorzaakt
meetfouten.
Indien bij een staafmeetsonde het gevaar voor aanraking met de
tankwand bestaat, fixeert u de meetsonde aan het onderste uiteinde.
Let erop, dat onder de fixering niet kan worden gemeten.
1
2
Fig. 8: Meetsonde fixeren
1
Meetsonde
2
Bevestigingsbus
Bij moeilijk inbouwomstandigheden in vloeistoftoepassingen kan de
meetsonde ook via de zijkant worden ingebouwd. Daarvoor kunt u
de staaf met staafverlengingen of bochtsegmenten overeenkomstig
aanpassen.
Om de daaruit resulterende looptijdveranderingen te compense-
ren, moet u de sondelengte automatisch door het instrument laten
bepalen.
De vastgestelde sondelengte kan bij het gebruik van bochtsegmenten
afwijken van de werkelijke meetsondelengte.
Wanneer op de tankwand onderdelen zijn gemonteerd zoals verste-
vingingen, ladders enz. dan moet de meetsonde minimaal 300 mm
afstand tot de tankwand hebben.
1
2
VEGAFLEX 82 • Foundation Fieldbus