Veiligheid
Risicobeheersing en ongevallenpreventie zijn afhankelijk
van de oplettendheid, zorgvuldigheid en een goede
training van het personeel dat is belast met het gebruik,
onderhoud en opslag van de machine. Onjuist gebruik of
onderhoud van het voertuig kan lichamelijk of dodelijk
letsel veroorzaken. Om het risico van lichamelijk of
dodelijk letsel te verminderen, moet u zich aan de
volgende veiligheidsinstructies houden.
Veilige bediening
De volgende instructies zijn gebaseerd op de ANSI-norm
B71.4-2012.
Instructie
•
Lees of raadpleeg de gebruikershandleiding en ander
instructiemateriaal. Als de bestuurder(s) of de monteur(s)
de taal waarin de handleiding is geschreven, niet machtig
is (zijn), moet de eigenaar ervoor zorgen dat deze de
inhoud van het materiaal begrijpt (begrijpen).
•
Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met de
bedieningsorganen en de veiligheidssymbolen, en weet
hoe u de machine veilig kunt gebruiken.
•
Alle bestuurders en monteurs moeten instructie hebben
ontvangen. De eigenaar is verantwoordelijk voor de
instructie van de gebruikers.
•
Laat kinderen of personen die geen instructie
hebben ontvangen, de machine nooit gebruiken
of onderhoudswerkzaamheden daaraan verrichten.
Plaatselijke voorschriften kunnen nadere eisen stellen aan
de leeftijd van degene die met de machine werkt.
•
De eigenaar/gebruiker is verantwoordelijk voor
ongelukken, letsel van hemzelf/haarzelf of van anderen,
en schade aan eigendom, die hij/zij kan voorkomen.
Voorbereiding
•
Inspecteer het terrein om vast te stellen welke accessoires
en werktuigen nodig zijn om goed en veilig te werken.
Gebruik alleen door de fabrikant goedgekeurde
accessoires en werktuigen.
•
Draag geschikte kleding en uitrusting, zoals een helm,
een veiligheidsbril en gehoorbescherming. Lang haar,
losse kleding of sieraden kunnen worden gegrepen door
bewegende onderdelen.
•
Inspecteer het terrein waarop u de maaimachine gaat
gebruiken en verwijder eventuele voorwerpen die door de
machine kunnen worden uitgeworpen.
•
Houd alle omstanders uit de buurt van het werkgebied.
•
Laat alle veiligheidsafschermingen en veiligheidsvoor-
zieningen op hun plaats. Als veiligheidsschermen,
veiligheidsvoorzieningen of stickers in slechte staat
verkeren, onleesbaar zijn of beschadigd raken, moet u
deze herstellen of vervangen, voordat u de machine gaat
gebruiken. Draai ook losse moeren, bouten of schroeven
vast zodat veilig met de machine kan worden gewerkt.
•
Controleer of de instrumenten die registreren dat de
bestuurder op de stoel zit, de veiligheidsschakelaars en
de veiligheidsschermen zijn bevestigd en naar behoren
werken. Gebruik de machine uitsluitend als deze naar
behoren werkt.
Veilig omgaan met brandstof
•
Om letsel en schade te voorkomen dient u bijzonder
voorzichtig te zijn bij de omgang met benzine. Benzine is
uiterst brandbaar en de dampen zijn explosief.
•
Doof alle sigaretten, sigaren, pijpen en andere
ontstekingsbronnen.
•
Gebruik uitsluitend een goedgekeurd vat of blik voor de
brandstof.
•
Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit
brandstof bij terwijl de motor loopt.
•
Laat de motor afkoelen voordat u brandstof bijvult.
•
U mag de brandstoftank nooit binnenshuis bijvullen.
•
Bewaar de machine of brandstofhouder nooit bij een
open vlam, vonk of waakvlam bij bijv. een geiser of
andere apparaten.
•
Vul vaten nooit in een voertuig of vrachtwagen of op een
oplegger met plastic afdekking. Zet benzinevaten altijd
op de grond en uit de buurt van de machine vóór u de
tank bijvult.
•
Laad de machine uit de vrachtwagen of van de aanhanger
en vul de tank pas als de machine op de grond staat. Als
dit niet mogelijk is, is het beter dergelijke machines bij
te vullen uit een draagbaar vat dan met behulp van een
brandstofpistool.
•
Houd het vulpistool in contact met de rand van de
benzinetank of het vat tot het tanken voltooid is. Gebruik
geen vergrendeling voor het vulpistool.
•
Kleed u onmiddellijk om als er brandstof wordt gemorst
op uw kleding.
•
Doe de brandstoftank nooit te vol. Plaats de
brandstoftankdop en draai deze goed aan.
Bediening
•
Gebruik de bladblazer alleen als deze niet aangesloten is
op een trekvoertuig.
•
Wees zeer voorzichtig als u de machine inlaadt op een
aanhanger of een vrachtwagen of uitlaadt.
•
Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken,
struiken, bomen, en andere objecten die het zicht kunnen
belemmeren.
•
Gebruik de motor niet en richt de blazer niet op een
besloten ruimte zonder adequate ventilatie. Uitlaatgassen
zijn gevaarlijk en kunnen de dood veroorzaken.
4