Figuur 24
1. Centrale elektrode met
isolator
2. Massa-elektrode
Belangrijk: Bougies altijd vervangen bij een
zwarte laag op de bougie, versleten elektroden,
een vettige laag op de bougie of scheuren.
2. Controleer de afstand tussen de centrale elektrode
en de massa-elektrode
massa-elektrode
(Figuur
stellen indien dit nodig is.
Bougies verwijderen
1. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
2. Maak de bougiekabels los van de bougies
Figuur 25
1. Bougiekabel
3. Maak de omgeving van de bougie schoon om
te voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat
beschadiging kan veroorzaken.
4. Verwijder de bougies en de metalen pakkingringen.
3. Elektrodenafstand (niet op
schaal weergegeven)
(Figuur
24). Verbuig de
24) om de juiste afstand in te
(Figuur
2. Bougie
Bougies monteren
1. Monteer de bougies en de metalen ring. Controleer of
de elektrodenafstand correct is.
2. Haal de bougies aan met 24,4 tot 29,8 Nm.
3. Sluit de bougiekabels aan op de bougies
Brandstoffilter vervangen
Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren
Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de
brandstofslang monteren.
1. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
2. Laat de motor afkoelen.
3. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar
toe en schuif ze weg van het filter
25).
1. Brandstoffilter
4. Trek het filter uit de brandstofslangen.
5. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen
terug tot dicht bij het filter
24
(Figuur
(Figuur
26).
Figuur 26
2. Slangklem
(Figuur
26).
24).