Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

REMKO VRS INOX Series Bedieningshandleiding pagina 7

Inhoudsopgave

Advertenties

(3) Voor van de ruimtelucht afhankelijke stookplaatsen
met een totale nominale warmtecapaciteit van meer
dan 50 kW geldt de verbrandingsluchttoevoer als
aangetoond als de stookplaatsen zijn opgericht in
ruimtes die een naar de open lucht leidende opening
of leiding hebben.
De diameter van de opening moet minstens 150 cm
en voor elke boven 50 kW nominale warmtecapaci-
teit uit gaande kW nominale warmtecapaciteit 2 cm
meer bedragen.
De leidingen moeten stromingstechnisch equivalen-
te afmetingen hebben.
De vereiste diameter mag ten hoogste verdeeld zijn
over twee openingen resp. leidingen.
(4) Verbrandingsluchtopeningen en -leidingen mogen
niet afgesloten of dichtgezet worden, voorzover niet
door speciale veiligheidsinrichtingen gegarandeerd
is dat de stookplaats alleen kan werken bij geopen-
de afsluiting.
De vereiste diameter mag door de afsluiting of tra-
lies niet vernauwd worden.
(5) Afwijkend van de paragrafen 1 tot 3 kan voor van de
ruimtelucht afhankelijke stookplaatsen een toerei-
kende verbrandingsluchttoevoer op een andere ma-
nier worden aangetoond.
Bijvoorbeeld door:
Een aan de brander of de bekleding ervan aangeslo-
ten doorlopende leiding met een toereikende diame-
ter naar de open lucht. Deze moet zijn aangepast
aan de beschikbare zuigcapaciteit van de brander
en de leidingweerstanden (inclusief die van het aan-
zuigbeschermrooster), zodat een foutloze verbran-
ding gegarandeerd is.
Opstelling
Gelieve de volgende punten in acht te nemen.
◊ De apparaten mogen in ruimtes alleen dan worden
opgesteld en werken als de apparaten een voor de
verbranding toereikende hoeveelheid lucht wordt
toegevoerd en de afvoergassen via een gasafvoerin-
stallatie naar de open lucht worden geleid.
◊ Van de ruimtelucht afhankelijke apparaten mogen in
ruimtes of gebouwen waaruit lucht met behulp van
ventilators, zoals beluchtings- of afzuigsystemen enz.,
wordt afgezogen, alleen dan worden opgesteld als:
1. een gelijktijdig bedrijf van de apparaten en de
luchtafzuigende installatie(s) door veiligheidsin-
richtingen verhinderd wordt,
2. de gasafvoer door speciale veiligheidsinrichtingen
bewaakt wordt,
3. de afvoergassen van de apparaten via de luchtaf-
zuigende installatie(s) afgevoerd worden of
4. door de constructie of de afmetingen van de in-
stallatie gegarandeerd is dat er geen gevaarlijke
onderdruk kan ontstaan.
De apparaten moeten stabiel op een geschikte, niet-
brandbare ondergrond en buiten verkeerszones, b.v.
ook van kranen, opgesteld worden.
De apparaten moeten zo worden opgesteld en
werken, dat personen niet in gevaar worden
gebracht door afvoergassen en stralingswarmte en
2
er geen brand kan ontstaan.
2
De apparaten moeten zo worden opgesteld, dat er
geen gevaren of ontoelaatbare belastingen, b.v.
schokken, slingeringen of geluiden, van uitgaan.
De apparaten moeten zo opgesteld en gemonteerd
worden, dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn voor
reparatie- en onderhoudswerkzaamheden
Bedieningselementen die als ze ondeskundig
geactiveerd worden, tot gevaarlijke bedrijfstoestan-
den kunnen leiden, moeten, voorzover ze algemeen
toegankelijk zijn, tegen onbevoegde activering
beschermd worden.
Een directe aanzuiging van de buitenlucht is met de
standaard brandkamer niet aanbevelenswaardig. Bij
de montage van mengluchtkleppen (toebehoren)
moeten deze contraroterend gekoppeld zijn. Het
aandeel toegevoerde frisse lucht mag 30 % niet
overschrijden.
De apparaten mogen niet worden opgesteld en
werken in ruimtes en omgevingen waar brand- of
explosiegevaar bestaat.
De apparaten zijn geschikt voor het gebruik van
toebehoren aan aanzuig- en uitblaaskant.
De apparaten zijn niet geschikt voor de uitsluitende
inzet als luchttoevoerapparaten.
Montage op de vloer
De apparaten moeten stabiel, op een niet-brandbare
ondergrond en buiten verkeerszones, b.v. van kranen,
worden opgesteld.
Om de apparaten te beschermen tegen beschadigingen
in industriële ruimtes, voor het ongehinderde
onderhoud en reparatie aan het apparaat en de brander
en evt. voor het ongehinderde aanzuigen en uitblazen
van de lucht moet er een veiligheidszone van 1 m rond
de apparaten vrijgehouden worden.
De veiligheidszone moet door een informatiebord met
het volgende opschrift worden aangeduid:
„Veiligheidszone, 1 m afstand
Een vaste afgrenzing voor vaak bereden zones wordt
aanbevolen.
.
vrijhouden."
7

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave