Figuur 3 : AFSTANDEN EN MONTAGE
Type EURO-H .....
(maten in mm)
L min.
L1
6.
In het frame van het toestel zijn 4 ophangpunten
met gaten ∅ 13 mm voorzien. Gebruik 4
draadstangen van ∅ 12 mm voor de ophanging.
Het toestel moet aan 4 afzonderlijke punten
hangen. Verbinding van 2 punten naar één
gezamelijk ophangpunt is niet toegestaan.
7.
Na ophanging mag het toestel niet meer kunnen
bewegen om spanning op de aan- en afvoerpijp,
op de gasbuis en op de elektrische aansluiting te
vermijden.
8.
Bij plaatsing als garagetoestel, moet de afstand
tussen vloer en onderzijde toestel min. 1,70m
bedragen. Het aanzuigen van de lucht dient te
gebeuren vanop een hoogte die zeker de
bovenvermelde hoogte van 1.70m overschrijdt.
9.
Conform norm NPR3378 moet de inhoud van de
ruimte meer dan 1000m³ bedragen en moet de
hoogte van de ruimte (boven de vloer) tenminste
2.10m zijn. Tevens moet het ventilatiedebiet in
deze ruimte groter zijn dan 600m³/h.
Afwijking hierop is mogelijk mits het plaatsen
van een gasdetector conform NEN-
EN50054:1990 en NEN-EN 50087:1990 en
die werkzaam is voor autobrandstoffen
(benzine, LPG, aardgas).
6
35067 S
900
150
35087 S
1100
Thermostaten & schakelaars die niet vonkvrij zijn
dienen ook op een min. hoogte van 1.70m te
worden gemonteerd.
10.
Door het hoge rendement van dit type lucht-
verwarmer, ontstaat er condensaat, dat via de
sifon moet worden afgevoerd, aangesloten op
een sanitaire afvoerleiding met een diameter van
40 mm.
11.
Aangezien het condenswater vrij agressief is (PH-
waarde 3,0), is het gebruik van koperen of
kopergelegeerde leidingen af te raden. In plaats
hiervan is PVC het aangewezen materiaal.
12.
Zorg ervoor dat het condenswater gemakkelijk
kan afvloeien en dat er nergens condenswater
kan blijven staan.
13.
Laat condenswater niet afvloeien op daken of in
goten vervaardigd uit zink of koper.
35107 S
1400
300