SONAR INSTELLEN
__________________________________________________________________________________
De beschikbare sonar views en de bijbehorende menu opties op uw headunit worden bepaald door de
aangesloten transducer en de ingestelde transducerbron.
De meeste instellingen in dit hoofdstuk heeft u al eerder ingesteld tijdens de opstartprocedure m.b.v. het Snelstart Menu. In
dit hoofdstuk kunt u m.b.v. de aangegeven stappen deze instellingen wijzigen, een andere Transducer selecteren of de
weergegeven informatie op uw beeldscherm naar wens aanpassen.
OPTIONELE TRANSDUCER SELECTEREN
De transducer was al automatisch geselecteerd of door u ingesteld tijdens de opstartprocedure m.b.v.
het Snelstart Menu. Meer informatie, lees: Snel Opstarten. M.b.v. de stappen in dit hoofdstuk kunt u
een andere Transducer (accessoire) selecteren. Uw headuit selecteert automatisch de meegeleverde
transducer. Wanneer uw headunit geschikt is om een optionele transducer aan te sluiten en u heeft
deze correct aangesloten op uw headunit, dan kunt u deze selecteren zodat de bundelwerking van deze
transducer wordt geactiveerd en de hierbij behorende views worden toegevoegd aan het menusysteem.
▪
Wilt u weten welke optionele transducers er voor uw Humminbird headunit geschikt zijn?
Neem contact op met uw verkooppunt.
1. Hoofd Menu: druk 2x op de MENU knop
2. Selecteer het Sonar Menu
3. Selecteer vervolgens: -Aangesloten Transducer-
4. Selecteer de gewenste transducer, die is aangesloten op de headunit
Dieptecorrectie aanpassen, lees: Uw headunit instellen
STORINGSFILTER AANPASSEN
Hiermee kunt u het beperken van de storende interferentie/ruis (van bijv. buitenboordmotor,
andere sonarapparatuur) op uw beeldscherm naar wens en/of naar omstandigheden instellen.
1. Hoofd Menu (Geavanceerde Gebruikersmodus): druk 2x op de MENU knop
2. Selecteer het Sonar Menu
3. Selecteer vervolgens: -Storingsfilter-
4. Selecteer de gewenste filtering: Uit, Laag, Medium, Hoog 1, Hoog 2, Hoog 3
Bij de instelling -Uit- vindt er totaal geen filtering plaats.
De instellingen -Hoog 1, 2 of 3- zijn geschikt om overmatige ruis van bijv. de trollingmotor te
beperken. Let op: in diep water kunnen deze hoge instellingen de unit verhinderen om de bodem te
lokaliseren.
MAXIMALE DIEPTE AANPASSEN
De Maximale Diepte was ingesteld in het Snelstart Menu tijdens de opstartprocedure.
Meer informatie, lees: Snel Opstarten. M.b.v. de stappen in dit hoofdstuk kunt u de instelling van de
Maximale Diepte aanpassen.
1. Hoofd Menu (Geavanceerde Gebruikersmodus): druk 2x op de MENU knop
2. Selecteer het Sonar Menu
3. Selecteer vervolgens: -Max Diepte-
4. Selecteer de door u gewenste instelling:
-Auto-: uw unit zal de benodigde sonarpeilingen uitvoeren (die mogelijk zijn met deze unit) uitvoeren.
Op een specifieke diepte ingesteld: u krijgt geen sonarinformatie van het gebied wat nog dieper ligt,
maar u krijgt wel een gedetailleerder en kwalitatief beter beeld van het onderwatergebied tot de diepte,
die u in heeft gesteld.
▪
Side Imaging units zullen automatisch de instelling bij het SI bereik gebruiken wanneer deze instelling
dieper is ingesteld dan de instelling bij Max. Diepte. Meer informatie, lees: Een Side Imaging View
weergeven
27
(Sonar, DI, SI, CHIRP)