3. Schuif de applicatorbasisklem OMHOOG en zet de T-vormige snelontgrendelhendel weer vast om de
applicator op zijn plaats te vergrendelen.
LET OP
Wanneer applicator 567200-2 (oorspronkelijk bedoeld voor gebruik met AMP-O-LECTRIC krimpmachinemodel 'K') wordt gebruikt,
ontkoppel dan de snelontgrendelhendel, schuif de applicatorbasisklem omlaag en verwijder de achterste stop aan de linkerzijde
van de basisplaat. Installeer de achterste stop (onderdeelnr. 354561-1), die wordt meegeleverd met de luchttoevoerset, op de
alternatieve bevestigingspositie op de basisplaat. Zie afbeelding 9.
4. Stel de krimphoogte en isolatiekrimpschijven zodanig in dat de letters en/of cijfers op de applicatorsteun
uitgelijnd zijn met de voorste steun op de ramsteunadapter.
5. Als de applicator van het luchttoevoertype is, zet de luchttoevoerschuifklep (zie afbeelding 23) dan in de
stand 'Air OFF' (luchttoevoer UIT). Sluit de luchtslang voor de applicator aan op de juiste
luchtklepaansluiting (zie afbeelding 23) die zich onder de rechterzijafscherming bevindt.
LET OP
De snelle ontgrendelkoppeling met onderdeelnr. 23238-1 is vereist bij gebruik van luchttoevoerapplicators.
6. Stel de haspelsteun af op zijtoevoer dan wel eindtoevoer, afhankelijk van de te gebruiken applicator.
7. Monteer de contactstripgeleider op de plaatmetalen linkerafscherming voor zijtoevoerproducten of op de
plaatmetalen rechterafscherming voor eindtoevoerproducten, afhankelijk van de te gebruiken applicator.
8. Monteer de contacthaspel op de haspelsteun. Voer de contactstrip door de afscherming en in de
applicator volgens het bij de applicator geleverde instructieblad. Verstel zo nodig het smeerpotje.
9. Lijn de producthaspel uit ten opzichte van de applicator door de haspelflenzen af te stellen.
10. Sluit de afscherming.
11. Als de applicator van het luchttoevoertype is, zet de luchttoevoerschuifklep (zie afbeelding 23) dan in de
stand 'Air ON' (luchttoevoer AAN).
LET OP
Het afschermpaneel moet gesloten zijn om de machine te kunnen gebruiken. Zie paragraaf 2.4.
4.2. Bedieningspaneel
De basisbediening van het bedieningspaneel is zoals beschreven in afbeelding 13. Het bedieningspaneel wordt
gebruikt om de machine in te stellen en te bedienen.
4.3. Modus selecteren
De drie basismodi voor bediening van deze machine zijn: volledige cyclus, deelcyclus en vertraagd draaien
(zie afbeelding 13).
1. Volledigecyclusmodus
Door de voetschakelaar in te drukken (met de afscherming gesloten) maakt de krukas (met een door de
toerentalregelknoppen bepaald toerental) één volledige omwenteling. Zo wordt één volledige
machinecyclus voltooid.
2. Deelcyclusmodus
Door de voetschakelaar één keer in te drukken (met de afscherming gesloten) draait de krukas (met een
door de toerentalregelknoppen bepaald toerental) rond tot de deelcycluspositie. Door de voetschakelaar
een tweede keer in te drukken draait de krukas verder tot de onderste positie en weer naar de bovenste
positie om de machinecyclus te voltooien.
Rev D
409-32035-NL
12 van 25