Dit toestel is gebouwd voor aardgas, propaan of butaan
en wordt geleverd voor de gassoort, opgegeven bij de
bestelling. Ingeval het noodzakelijk is het toestel om te
bouwen voor een andere gassoort, moet de brander
worden omgebouwd. Monteer inspuiters volgens de
gegevens in tabel 1
Fig. 11
WERKING
Onder de warmtewisselaar wordt gas verbrand d.m.v.
een atmosferische brander. De gasbrander wordt
gestuurd door
een dubbele
elektronisch branderrelais dat wordt aangestuurd door
een externe sturing, b.v. ruimtethermostaat en/of
tijdklok.
De werking van het toestel is volledig automatisch met
behulp van een dergelijke externe sturing.
De brander wordt automatisch ontstoken door een
elektrische gloei-ontsteking.
Als de brander is ontstoken wordt de warmtewisselaar
verwarmd. Bij voldoende temperatuur wordt de
luchtventilator ingeschakeld.
Op het einde van de verwarmingscyclus wordt de
brander
uitgeschakeld.
16
11. OMBOUW NAAR ANDERE GASSOORT
POSITIE LUCHTSCHUIF
12. GEBRUIKERSINSTRUKTIES
gasklep
via
De
luchtventilator
op blz. 3. Het is niet nodig de positie van de luchtschuif
te wijzigen; deze is gepositionneerd voor zowel aardgas
als propaan. Gasdruk afregelen volgens gegevens in
tabel 1. Voor propaan hiervoor de drukregelaar
maximaal
inbedrijfstelling hfdst. 8 volgen.
draaien totdat alle warmte uit de warmtewisselaar is
afgevoerd.
een
Veiligheid
1.
Het eventueel ontbreken van de vlam wordt
gedetecteerd door de gloei-ontsteker, waarna
onmiddellijk de gaskleppen gesloten worden.
2.
Oververhitting wordt voorkomen door twee
ingebouwde thermostaten. De eerste is een
maximaalthermostaat die het toestel beveiligt
tegen een te lage luchtstroom (verstopte toevoer,
niet-draaiende ventilator). Hiermee wordt de
blijft
brander kortstondig uitgeschakeld en
indraaien.
Hierna
handleiding
voor