Bewaar en gebruik olie voorzichtig om te voorkomen dat er vuil of stof in
■
de olie terechtkomt. Veeg het gebied rond de vulopening schoon als u olie
toevoegt. Meng geen verschillende specificaties olie om negatieve
effecten op de olieprestaties te voorkomen.
Als de motor draait terwijl het oliepeil laag is, kan dit de motor ernstig
■
beschadigen.
Het motoroliealarmsysteem schakelt de motor automatisch uit voordat
■
het oliepeil tot de veiligheidsgrenzen is gedaald. Om ongemak door
onverwacht uitschakelen te voorkomen, raden wij u echter aan het oliepeil
regelmatig te controleren.
3.2 Brandstofpeil controleren
Gebruik loodvrije benzine van 92# of hoger.
●
Gebruik geen mengsel van olie en benzine of vuile benzine.
●
Voorkom dat er vuil en water in de tank komt.
●
Gebruik geen benzine met meer dan 10% ethanol of benzine met
●
methanol, anders raakt de motor ernstig beschadigd.
Onder bepaalde omstandigheden is benzine zeer ontvlambaar en
■
explosief.
Tank op een goed geventileerde plaats en zet de motor af. In de ruimte
■
waar de motor wordt bijgetankt en de opslagruimte voor benzine is geen
pyrotechniek toegestaan.
De tank mag niet overlopen (het oliepeil staat lager dan de rode
■
oliepeilindicator). Draai na het tanken de tankafdekking vast.
Droog na het tanken de resterende benzine af met een schone, zachte doek.
■